Volledige werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869
(1980)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[16 november 1868
| |
[pagina 222]
| |
omtrent Indie hier te lande heerschende, dan wij... maar als wij Multatuli zeggen, dat wij nu liberaal zijn op koloniaal gebied, draait hij ons den rug toe. Multatuli heeft tegenwoordig omgang met al wat Indisch heet in den Haag, - is familiair met mannen, die men mogt rekenen zijne tegenstanders te zijn. Algemeen verhaalt men, dat Multatuli werkzaam is in dienst van den heer Rochussen. Voor Indie, thans de question brulante onzer politiek, schijnt Multatuli dood; hij laat er zich niet over uit. Waarom slaapt Simson thans, nu de Filistijnen overal optrekken, - heeft men hem gebonden of niet? Laat hij zich verklaren! Zou het zoo vreemd zijn, wanneer hij maar weer naar Indie gegaan was? In allen gevalle, hij is in den Haag weer in genade aangenomen. Multatuli als martelaar der waarheid, - wij bewonderen zijn martelaarsmoed, - wij deelen tot op zekere hoogte zijn ideën (niet zijne Ideën); wij zijn de eersten geweest, naar wij meenen, die zijne Indische ideën gehuldigd hebben als redactie van een publiek nieuwsblad; deswege hebben wij bewijzen van opmerkzaamheid ontvangen, welke wij evenmin verlangden als Multatuli plas dankjes; doch Multatuli als martelaar derwaarheid... welke waarheid? De waarheid? Ja de waarheid à la Multatuli. Geen waarheid buiten hem. Zeg hem eens dat hij liberaal is!! Hij zal u vloeken! Thorbecke is hem een gruwel, en de waarheid erkent hij niet in 't liberalisme. De godsdienst is bij hem per se huichelarij. Wat durft de Sneeker Courant nu te spreken van Multatuli met liberaal slijk te werpen. Wanneer de geest van Multatuli zich kon vrijmaken van zijne persoonlijkheid en dan nog werkzaam wezen, - hij zou een engel zijn...en daarom ook voor ons allen onvolgbaar in zijn hooge vlugt. De geest met zijn persoonlijkheid vereenigd, - is het vreemdste wat ooit van menschenoogen is aanschouwd. Multatuli is de grootste satyrist misschien van geheel Europa, maar tevens is hij juist een voorwerp uitstekend geschikt om er de grootste satyre op te maken. Wat is Multatuli? Wat wil hij? Niemand weet het en hij weet het zelf niet; hij is Jan Jacques Rousseau in kleinere editie. De Sneeker Ct. wil niet hebben, dat wij van Multatuli's huiselijk leven spraken en neemt het lang niet goed op, dat er van Max' laarzen | |
[pagina 223]
| |
gesproken wordt, - ja, noemt dit onedel. Wie heeft het huiselijk leven van Multatuli op de markt van het publieke leven geveild en het dus tot publiek eigendom gemaakt? Hij-zelf, tot walgens toe! En waarom is het onedel te spreken van de laarzen, wanneer de vaderzelf de schoenen als beeld heeft in 't leven geroepen? Onze zus kent weinig van de rhetorica; dien draak te steken met die schoentjes, is volstrekt niet onedel, omdat Multatuli het beneden zich achtte met zijn verstand te werken en zoo geld te verdienen, toen hij buiten betrekking was gezet. Wat de Sneeker Ct. onbewezen geruchten noemt, zijn zoo algemeene geruchten, dat de Sneeker, die zoo goed op de hoogte is, wel gedaan had met ons te zeggen, wat er van aan is. Meteen zou ze ons en alle Nederlanders ongetwijfeld, genoegen doen met te verhalen, wie in den tijd van spanning tusschen ons land en Pruissen in de Köln. Zeit. ons vaderland ten toon stelde? Hoor, als men Multatuli een engel wil noemen, laat men dan tevens er bijvoegen welk soort engel men bedoelt? Aan de redactie der Sneeker Ct., die zich onverbloemd voor liberaal uitgeeft, nog eene bede! Hebben wij gezondigd, - 't is geschied uit onverdreven liefde tot de zaak, die wij beminnen met al de kracht die in ons is: die zaak is het vrijzinnig en zelfstandig volksbestaan van Nederland. De redactie der Sneeker Ct. weet zeer goed de pen te voeren, wanneer het er op aankomt een persoon te verdedigen. O, dat wij haar mogten bewegen om steeds die welversneden pen te gebruiken om het volk voor te lichten omtrent zijne hoogste belangen; help ons, slaap niet altijd zoo, maar wees wakker! In uwen omtrek, o zuster! zijn voorlichting en onderwijzing nog zoo hoog noodig. Dat gij wat hoog en wat klein-steedsch laatdunkend in uw toon van spreken tegen ons waart, dat vergeven wij u; wij zullen deze kennismaking zelf zegenen, wanneer zij er toe geleid mogt hebben, om u aan te sporen tot werkzaamheid. Voor een enkelen keer eens een hoog en vinnig woord te zeggen en anders altoos slapen, - dat gaat niet, waarlijk, het gaat niet! |
|