| |
| |
| |
Biografische aantekeningen
Bosscha, Prof. dr. Johannes -: geb. Harderwijk 18 maart 1797, overl. 's-Gravenhage 9 december 1874. Historicus en staatsman. Hij publiceerde in 1866 een bemoedigingsbrochure ‘Pruisen en Nederland’, die door Multatuli beantwoord werd. - (III, IV en XI) |
Dedem, Willem Karel baron van -: geb. huize Vosbergen, onder Heerde, 6 juli 1839, overl. Calcutta 2 april 1895. Studeerde te Leiden en aan de Koninklijke Akademie te Delft, waarna hij in 1861 tot ambtenaar eerste klasse bij de burgerlijke dienst in Ned.-Indië werd benoemd. Was vervolgens advocaat en procureur te Semarang en keerde in 1873 naar Nederland terug. In 1875 werd hij burgemeester van Hoorn en vijf jaar later lid van de Prov. Staten van N.-Holland en lid der Tweede Kamer, waarna hij zich in 1891 tot minister van Koloniën benoemd zag. Voorzitter van het Indisch Genootschap in de jaren 1881-1886. Na zijn aftreden als minister vertrok hij naar Brits-Indië, waarvan hij niet meer terugkeerde. |
Enschedé, Mr. Johannes -: geb. Haarlem 7 maart 1785, overl. ald. 8 oktober 1866. Studeerde te Leiden in de rechten en promoveerde in 1805, waarna hij, reeds op twintigjarige leeftijd, met de directie van de firma, de Opregte Haarlemsche Courant, belast werd. Vanaf 1828 tot 1865 was hij hoofdredacteur van dit blad. Tussen 1814 en 1850 conservatief lid van de Tweede Kamer, terwijl hij daarnaast verschillende rechterlijke functies bekleedde. |
Flemmich, Heinrich Ludwig -: geb. Antwerpen 1 mei 1823, overl. Freiburg-im-Breisgau 26 september 1890. Zoon van een Duitse vader en een Hollandse moeder. Als toneelspeler verbleef hij enkele jaren in Weimar en omstreken, maar te Antwerpen teruggekeerd, besloot hij boekhandelaar te worden, welk vak gaandeweg eveneens alle aantrekkelijkheid voor hem verloor. Zijn belangstelling ging uit naar letteren en kunst; door Duitse vertalingen van werk van Hollandse en Vlaamse bellettristen verwierf hij een zekere bekendheid. Als ‘Auf Natal’ vertaalde hij een gedicht uit ‘Max Havelaar’, dat in zijn ‘Sang und Klang’ het licht zag. |
| |
| |
Geyter, Julius (eig. Jan Julius) de -: geb. Lede bij Aalst 25 mei 1830, overl. Antwerpen 18 februari 1905. Was onderwijzer, later ambtenaar bij de griffie en sinds 1874 directeur van de Bank van Lening te Antwerpen. Letterkundige, vooral bekend door zijn epos ‘Keizer Karel en het Rijk der Nederlanden’ (1888). Voorvechter van de Vlaamse Beweging. Vriend van Multatuli. - (VI en XI) |
Hasselman, Johannes Jerphaas -: geb. Nederhemert 21 oktober 1815, overl. Tiel 27 maart 1895. Nederlands politicus. Voorganger van Douwes Dekker in het Bantamse, die eveneens een bezwarend bestuursrapport had ingediend. Resident van Djokjakarta in 1851. Minister van Koloniën in 1867-1868. Lid van de Tweede Kamer van 1869 tot 1871. Daarna, in de jaren 1874-1880, lid van de Raad van State. - (I en III) |
Heemskerk Azn., Jan -: geb. Amsterdam 30 juli 1818, overl. 's-Gravenhage 9 oktober 1897. Nederlands staatsman, herhaaldelijk minister en voorzitter van de ministerraad. - (III en V) |
Helden, Christiaan van -: geb. Amsterdam 27 oktober 1839, overl. 's-Gravenhage 13 maart 1900. Boekhandelaar en uitgever, omstr. 1870 gevestigd in de Warmoesstraat te Amsterdam. Bij van Helden verschenen Multatuli's brochure over Pruisen en Nederland (1868) en de eerste afleveringen van de derde bundel Ideen (1870). - (XI) |
Lenaerts, Henricus -: geb. Antwerpen 20 november 1842, overl. ald. 14 november 1870. Van 1862 tot 1869 leraar aan de Middelbare School in zijn geboortestad, uit welke functie hij, om gezondheidsredenen, ontslag nam. Schreef gedichten en een roman, maar leverde ook politieke bijdragen aan diverse dag- en weekbladen. In 1866 werd hij secretaris en het jaar daarop voorzitter van de door Julius de Geyter gestichte ‘Liberale Vlaamsche Bond’ en redacteur van de weekbladen ‘De Vooruitgang’ en ‘Recht door Zee’, organen van deze bond. Hij was een der actiefste flaminganten van zijn tijd. |
Nahuijs, Jhr. Alphonse Johan Bernard Horstmar -: geb. Alkmaar 6 juli 1840, overl. 's Gravenhage 20 juni 1890, vertaler van ‘Max Havelaar’ in het Engels (1868). Hij was telegraafambtenaar in Engeland en een van Multatuli's trouwste aanhangers. In zijn vertaling komen de door Van Lennep verminkte plaatsnamen en data in volledige vorm voor, wat in de Nederlandse tekst eerst bij de vierde druk (1875) het geval was. |
| |
| |
Ris, Klaas -: geb. Westzaan 7 april 1821, overl. Amsterdam 11 febr. 1902. Doopsgezind. Houtzaagmolenaarsknecht bij Van Gelder in Amsterdam. Deed als zelfbewust arbeider van zich spreken door in eigen beheer uitgegeven brochures over uiteenlopende onderwerpen, met gevatte titels en in zeer persoonlijke spelling (een grote collectie in Gem.-Archief Amsterdam). Speelde in de jaren zestig een rol in de strijd om de oprichting van arbeidersverenigingen en bleef lang aktief in de socialistische beweging. Hij was enige tijd lid van ‘De Dageraad’; waarschijnlijk leerde Multatuli hem kennen tijdens zijn lezingen voor deze vereniging. In Idee 451 publiceerde Multatuli het huishoudboekje van het gezin Ris; hetzelfde budget komt voor in Ris' ‘Een woord aan alle weldenkende in Nederland’ (ca. 1865). Behalve de in Idee 451 genoemde brochure: ‘Is Neêrlands moed jenever moed? dan vivat de jenever!’, zijn van belang: ‘Een woord over voor en tegen arbeiders vereenigingen’ (1866; Ris zocht de oplossing van het vraagstuk in loonsverhoging, waarvoor hij toen nog rekende op onderling overleg van de patroons); ‘Wat leert de Nederduitsche Hervormde Gemeente te Amsterdam en Wat doet die Kerkeraad?’ en ‘Open brief aan de werklieden van den Heer van Vlissingen over het afschaffen der kermis’ (1867; Ris toonde zich een voorstander van kermisviering). |
Rochussen, Jan Jacob -: geb. Etten 23 oktober 1797, overl. 's-Gravenhage 21 januari 1871. Van 1840 tot 1843 minister van Financiën. Daarna gezant te Brussel. Tussen 1845 en 1851 gouverneur-generaal van Ned.-Indië. Minister van Koloniën van 1858 tot 1861. Van 1864 tot 1869 was hij invloedrijk conservatief kamerlid. - (II, III, V, VIII, IX, X en XI). |
Rolin-Jaequemyns, Gustave -: geb. Gent 31 januari 1835, overl. Brussel 8 januari 1902. Belgisch rechtsgeleerde en staatsman. In 1878 werd hij lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en minister van Binnenlandse Zaken. Na in 1884 te zijn afgetreden, vertrok hij vier jaar later naar Egypte als advocaat bij de Internationale Rechtbank, doch trad weldra in dienst van den koning van Siam, als wiens eerste minister hij (tot 1901) het bestuur en de rechtspraak organiseerde’. Als een der bekwaamste juristen van de 19de eeuw, werd hem door de universiteiten van Edinburgh en Oxford een eredoctoraat verleend. |
| |
| |
Rooses, Max. -: geb. Antwerpen 10 februari 1839, overl. ald. 15 juli 1914. Vlaams criticus en kunsthistoricus. Was 1867 secretaris van het Nederlands Letterkundig congres in Gent. Werd 1876 conservator van het Plantin-Museum in zijn geboortestad. In 1905 richtte hij, samen met Paul Frédéricq, het gematigd liberale tijdschrift ‘De Vlaamsche Gids’ op. Zijn talrijke kunsthistorische werken gaven hem internationale bekendheid. |
Schadd, Karel Hermanus -: geb. Vlaardingen 16 februari 1841, overl. 's-Gravenhage 25 november 1913. Was sedert 1863 boekhandelaar en uitgever te Amsterdam. Bij hem verscheen in 1871 de derde druk van ‘Max Havelaar’. |
Smit, Fop Janszoon -: geb. Alblasserdam 11 oktober 1777, overl. Nieuw-Lekkerland 25 augustus 1866. Leerde het vak van de scheepsbouw van zijn vader, met wie hij zich omstr. 1800 associeerde, waarna hij in 1824 een vennootschap met zijn broer Jan aanging. Vier jaar later, nadat dit compagnieschap ontbonden was, beheerde hij wederom de werf, die hij sedert 1805 in eigendom bezat. Bouwde o.a. een aantal boten voor de Nederlandse Stoomboot-Maatschappij te Feijenoord. |
Vos. Dr. Amand de -: geb. Eksaarde bij Lokeren 9 september 1840, overl. Gent 4 november 1906. Militair arts in laatstgenoemde plaats. Schreef o.a. de autobiografische roman: ‘Een Vlaamsche Jongen’ (1879; 1881-82). |
Vreede, George Willem -: geb. Tilburg 14 april 1809, overl. Utrecht 29 juni 1880. Studeerde geschiedenis en staatsrecht aan de universiteiten van Gent en Leuven en promoveerde in 1831 te Leiden, om zich vervolgens als advocaat in Den Haag te vestigen. Werd in 1841 tot hoogleraar in het staatsrecht en het volkenrecht aan de rijksuniversiteit te Utrecht benoemd. Als voorstander van het koninklijk gezag, kon hij zich met de grondwetsherziening van 1848 niet verenigen. Schreef o.a. een vijfdelige ‘Inleiding tot eene geschiedenis der Nederlandsche diplomatie’ (1850-1865). |
Vries, Matthias de -: geb. Haarlem 9 november 1820, overl. Leiden 9 augustus 1892. Nederlands taalkundige en met L.A. te Winkel samensteller van het ‘Woordenboek der Nederlandse Taal’. - (V) |
Vuylsteke, Julius -: geb. Gent 10 november 1836, overl. ald. 16 januari 1903. Boekhandelaar. Vlaams dichter en letterkundige. Vriend van Multatuli. - (III) |
| |
| |
Waal, Engelbertus de -: geb. 's-Gravenhage 27 november 1821, overl. ald. 1 juli 1905. Huwde te Tjandjoer op 21 oktober 1847 met M.A.T. van der Hucht, een achternicht van Tine. Hij was achtereenvolgens klerk, kommies, hoofdkommies en sinds 1848 referendaris ter Algemene Secretarie. In 1853-1855 wnd. Algemeen Secretaris, voor welke diensten hem de bijzondere tevredenheid van de G.-G. werd betuigd. Directeur der middelen en domeinen in juni 1856. Vertrok in 1858 met een tweejarig verlof naar Nederland. Van 1868 tot 1870 minister van Koloniën. - (I, V en IX) |
Winkel, Lammert Allard te -: geb. Arnhem 13 september 1809, overl. Leiden 24 april 1868. Nederlands taalkundige en met M. de Vries samensteller van het ‘Woordenboek der Nederlandse Taal’. - (V) |
Wintgens, Mr. Willem -: geb. 's-Gravenhage 8 januari 1818, overl. ald. 12 januari 1895. Nederlands politicus. Sedert 1848 conservatief lid van de Tweede Kamer. In begin 1868, gedurende enkele maanden, minister van Justitie. - (II, III en X) |
Zuylen van Nijevelt, Julius Philips Jacob Adriaan graaf van -: geb. Luxemburg 19 aug. 1819, overl. Den Haag 1 juli 1894, studeerde Rechten in Utrecht en trad daarna in diplomatieke dienst; was 1860-1865 gezant in Constantinopel, daarna ruim een jaar minister van Buitenlandse Zaken, vervolgens kamerlid en opnieuw gezant, nu te Berlijn. In nauw overleg met Willem III vormde hij samen met P. Mijer in juni 1866 een kabinet, dat echter op weerstand stuitte bij de Kamer. In sept. '66 beantwoorde hij een parlementaire nederlaag inzake de kwestie-Mijer met kamerontbinding, in het laatst van '67 een nederlaag inzake de Luxemburgse kwestie op dezelfde manier. Het definitieve einde van dit laatste der zg. ‘Koninklijke kabinetten’ kwam op 28 april 1868, toen i.v.m. de Luxemburgse kwestie de Tweede Kamer de begroting voor Buitenlandse Zaken verwierp. |
|
|