11 uur in de stad gekomen, moest ik met den trein 2.18 weer weg, en het was bijna onmogelijk dat gij, die den vorigen avond, zooals gij mij geschreven hadt, te Utrecht moest optreden, voor dat uur reeds weder te 's Hage kondt zijn.
Het verwondert mij volstrekt niet dat uwe dramatische perzikken te Utrecht naar meer gesmaakt hebben. Mogt men eerlang ook over mijne novelle zoo gunstig oordeelen! Ik heb op het kantoor acht dagen vacantie gevraagd (en bekomen), en moet in die week mijn boek afmaken. Ook in de litteratuur evenwel wegen de laatste loodjes zwaar.
Hiernevens den Samarangschen brief terug. Hoe wenschte ik om uwentwil dat gij dergelijke aanbiedingen niet noodig hadt! Het is mij onverklaarbaar dat het gouvernement uwe voorwaarden niet ruiterlijk aanneemt. Het zou voor de regeering een middel zijn, om vele gemoederen te winnen. En gij hebt nu reeds zoo lang gewacht! Ook van Mr. Enschedé heb ik, sedert mijn tweede onderhoud met hem, niet naders vernomen. Kunt gij er tijd voor vinden, schrijf dan eens aan dien heer, althans indien het moet. Gij zoudt niet gelooven hoe gevoelig men van die zijde is voor regtstreeksche aanvragen.
Den 22sten April verlaten wij ons huis. Dat zal een weemoedig oogenblik zijn; want juist in dit saizoen is het te Bloemendaal zoo lief.
Mijne vrouw die tegenover mij zit, draagt mij op u vriendelijk te groeten. Gideon heeft hoofdpijn en ligt te slapen op den grond.
De uwe
Cd. B.H.