ik hem nu te meer aanhang omdat anderen hem minder tellen. Ik voelde dit reeds te Keulen, maar nu is 't zeker. Hy klaagde altyd dat ‘ze’ niet naar hem luisterden.
Toch heeft hy my de groote dienst gedaan door my aan graaf v. Zuylen voortestellen, (Buitenlandsche zaken) by wien ik vryen toegang heb. ‘Dat is wat’ zou je zeggen! Welnu, van Zuylen staat op 't vallen, en in de gesprekken die wy voerden kwam 't eer neder op hulp aan hem, dan aan my. Ook kon v.Z. zelf natuurlyk alleen door Hasselman (Koloniën) werken. En tot nog toe had ik expres H. niet gesproken. Want ik vreesde daarin, als oud-resident, een tegenstander te vinden.
Gister schreef me R. een briefje om my dóór v.Z. aan Hasselm. te doen voorstellen. Ik antwoordde: ‘goed! Omdat U 't zegt, en omdat ik helaas vrees dat er niets meer aan de zaak te bederven is. Ik verdrink in een moeras van gewoonheid.’ (Dit sloeg op eenige regels uit myn drama, die R. kent, en waarin over gewoonheid van ministers wordt geklaagd. Ik kan hem alles zeggen. Wij hebben zamen geschaakt, en hy gaf me zyn portretje. Ik voel dat hy van my houdt, en het betreurt dat i my niet eer geholpen heeft toen hy regtstreeks magt had. Nu moet hy werken dóór graaf v.Z, die een neef is van zyn schoonzoon baron v.Z, den gezant in den Haag. En ik geloof dat gr. van Z. onder hem zit met geld. gr. v.Z. zei me zelf dat i niet ryk was, - NB als excuus toen ik schold op rykworders! Komiek he?)
Enfin, ik ging naar v.Z. die ook zei: ‘ga toch naar Hasselman, hy is U genegen, en erkent dat van Twist U onregtvaardig behandelde.’
- Dat valt me meê, zei ik. Ik had gevreesd dat de gewezen resident tegen my zyn zoude.
- Neen, neen, - dat is zoo niet! We praatten nog wat (zeer makkelyk. Ik zei net wat ik verkoos, en ik wist van R. dat hy 't aardig vond ja zelfs dat ik driftig was geworden.) en ik ging naar Hasselman.
De ontvangst was meer dan goed, want in plaats van te moeten pleiten of betoogen, begon HY met te vertellen dat hy persoonlyk als ass. Resident van Pandeglang (je weet wel, de aardbeien afdeeling) alles van Lebak wist, en zelfs een memorie had geschreven waarin de knevelaryen werden aangetoond. Hy verwonderde zich dat ik die nooit had aangehaald, en zei: dan hebben ze 'm zeker verdonkeremaand! Hy vertelde my knoeieryen van Lebak, inplaats dat ik 't hoefde te doen.