len onder een onversleten banier. Wil men dat, dan zal ik helpen. Sinon - non!’ -
Ook hierop, als op myn br. van den vorigen dag, nog geen antwoord. R. kennende (die terstond antwoordt als hy kan) maak ik hieruit op dat myn briefje, met de laatste 8 bladzyden van den Vryarbeid, alsmede in rondlezing is. proficiat! -
En nu, magnus mihi erit Apollo die me weet te zeggen hoe alles afloopt. Ik gis dat v.Z. & Hk. myn weg op willen, maar dat ze bezet zitten met Hasselman. Nu, dan moet men hem écarteren. Wel zal dat niet gemakkelyk gaan, maar wie alleen 't makkelyke wil, bereikt niets.-
Het is nu al 3 uur, woensdagmiddag, en nog hoor ik niets. Myn geschryf is dus in behandeling, en gy begrypt dat ik nieuwsgierig ben.-
Mògt ik iets bereiken, dan zal ik aandringen op eene aanstelling voor u, niet om uwentwil, maar omdat ik dat voor goed houd. Ik heb dit reeds aan R. gezegd. Hy blyft er by (en maak hieruit de niveau van Hasselm. op) dat myn zaak gereüsseerd zou zyn indien niet H. zooveel (!) voor U gedaan had. Ik vraagde of H. dan een bepaald quantum goeds te leveren had? &c.
Ook had hy niets voor U gedaan, maar, zei ik, al ware dit anders, dan nog moest hy dat beschouwd hebben als ten nutte der zaak, en niet als gunst. R. stemde alles toe, en riep weêr over de kleinheid van H. Ik hoop Zondag te komen. Maar daarover schryf ik nog nader. Maak in Godsnaam myn tekortkoming voor de Courant een beetje goed. Over een paar dagen zal ik alles inhalen, en u wat ruim leveren. Gy begrypt hoe gespannen ik ben over myn schaakparty. Hartelyk gegroet, t.a.v.
DD.