kan, want ik heb u veel te zeggen. Dagen lang zou ik misschien te spreken hebben, omdat ik u beschouw als een intelligente kracht die, ten nutte der maatschappij uw voordeel zoudt kunnen doen met mijn persoonlijke ondervinding en de resultaten van mijn overpeinzingen. De eigendommelijke karaktertrek in mijn geslacht: zelfstandigheid, die bij mij vereenigd is met de toewijding, het uitvloeisel van een ontwikkeling, alleen door een moeder geleid, en die aldus den grondslag vormt van mijn eigenaardige wereldbeschouwing en van mijn onvermoeide strijd tegen de misbruiken onzer maatschappij, weerhoudt mij inbreuk te maken op uw individuele vrijheid door ongevraagd u raad aan te bieden of uwe beschouwingen of handelingen te gispen. Ik geloof echter in het algemeen belang te handelen, door u een blik in mijn hart te doen werpen, ontwikkeld gelijk het is door lijden en denken.
Mijn religie is: de liefde tot het ware, het goede, het schoone; - daarom strijd voor waarheid, rechtvaardigheid, veredeling.
Ik wil geen individuele belangen bevorderen die in strijd zijn met algemeene belangen; ik steun zoo veel en zoo goed ik kan die belangen die ten algemeenen nutte werken, ik kan niets doen, of bijna niets, helaas, voor hen, wier belangen geheel afgescheiden zijn van die der maatschappij, en die dus zonder merkbare invloed daarop zijn.
Daarom steunde ik Multatuli, die zich verzette tegen onrechtvaardigheid en logen: maar heb ik niets gemeens met E.D. Dekker, die het algemeene belang niet alleen uit het oog verliest, maar die de misdaad pleegt zijn buitengewone faculteiten aan de onmiddelijke, ja zelfs aan de middelijke bevordering van dat belang genoegzaam geheel en al te onttrekken, die lijdt, terwijl hij bekwaam is om te werken, die tot bedelen afgedaald is om zich in het leven te houden, die vrouw en kinderen der algemeene liefdadigheid prijs geeft, terwijl hij in alle gevallen nog handen heeft om den straatbezem of den schoenborstel te hanteren, wanneer al zijn brein onmachtig moge geworden zijn, om hem op een andere wijs zijn brood te doen verdienen. Evenzeer als ik mij aangetrokken voelde tot Multatuli, die onvoorzichtig genoeg was zich en de zijnen tot martelaars te maken, voor een edele zaak, zoo heb ik een verwijdering bij mij voelen opkomen en toenemen naarmate E.D. Dekker zijn eigen martelaarschap en de goede zaak mede, ging exploiteren uit zelfvergoding,