Volledige werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868
(1979)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdVan den Rijn, 15 Januarij.De laatste uren van het afgeloopen jaar hebben een einde gemaakt aan de lange rij ministerien van het Vorstendom Waldeck-Pyrmont. De pruissische commissaris of directeur, de heer von Flottwell, kwam den 1sten Januarij te Arolsen aan, en werd nog dienzelfden dag door den Vorst ontvangen, waarop hij, daartoe door dezen uitgenoodigd, zijnen intrek nam in het vorstelijk paleis. Den volgenden dag werden in het gouvernementsgebouw de leden van het bestuur aan den directeur voorgesteld, die bij deze gelegenheid eene innemende toespraak hield, en o.a. zeide, ‘dat hij voorloopig geene veranderingen brengen zou in het bestuur der Vorstendommen, doch alleen in last had, alles te doen wat het welzijn dezer kleine landen (Ländchen) en van het gemeenschappelijk duitsche vaderland bevorderen kon.’ Hij besloot zijne rede met een driewerf herhaald Lebehoch op Z.M. den Koning en op Z. Doorl. den Vorst van Waldeck-Pyrmont, waarmede al de aanwezigen luide instemden. - De Mainzer-Beobachter, een en ander mededeelende, vraagt, hoe de heer von Flottwell zal kunnen beantwoorden aan den hem opgedragen last, indien hij niet gekomen is om veranderingen intevoeren, en of niet zijne aanwezigheid te Arolsen, in hoedanigheid van Pruissisch lands-directeur van Waldeck-Pyrmont, in volslagen tegenspraak is met de betuiging, dat het bestuur onveranderd blijven zal? ‘Wij noemen dit eene protestatio actui contraria (gaat het Mainzer blad voort), en begrijpen niet, hoe de nieuwe directeur zoo onbewimpeld iets heeft durven verklaren, dat geheel tegen de waarheid indruischt, noch hoe de aan hem voorgestelde leden van het bestuur die woorden hebben kunnen beantwoorden met luid gejuich. Het heeft den schijn, alsof de | |
[pagina 642]
| |
nieuwe directeur zijnen werkkring aanvangt met een spotternij; en indien al de door hem aantewenden pogingen tot welzijn der “landjes”, zoo als hij Pyrmont en Waldeck noemde, van het zelfde gehalte zijn als de inaugurele redevoering, waarop hij zijne beschermelingen vergast heeft, meenen wij te mogen aannemen, dat eene algeheele inlijving in Pruissen, wel zoo voordeelig voor die landjes zou geweest zijn als zulke eene onopregte halfheid. Men behoorde den moed te hebben zijner annexatien.’ - In de verschillende steden en dorpen der Rijnprovincie worden gelden verzameld voor de noodlijdenden in Oost-Pruissen. Ook de pauselijke schatkist wordt, niettegenstaande de duurte der levensmiddelen in die streken, ruim bedacht. Adressen aan den Koning ten behoeve van den H. Vader zijn in de katholieke gedeelten der provincie aan de orde van den dag. Men heeft o.a. te Munster op zoodanig stuk meer dan vijftig duizend handteekeningen weten te vereenigen. Vele aanzienlijken gaan het volk voor in het aanwenden van pogingen tot bescherming van het wereldlijk gezag van den Paus. Zoo verneemt men, dat de graaf van Westphalen heeft aangeboden, gedurende een onbepaalden tijd voor zijne rekening eenen zouaaf te onderhouden. - Te Frankfort zijn dezer dagen de bureau-behoeften en een klein aantal sieraden van het National-Verein, die hetzelve vroeger als bijdragen voor de oprigting eener duitsche vloot ontvangen had, publiek verkocht. De verkoop begon met een zilveren beker, ‘door dankbare scholieren aan hunnen geliefden meester’ geschonken, en afkomstig uit Hofgeismar (Hessen-Kassel). Deze beker bragt de som van 11½ fl. op. Voorts werden verkocht: gedenkteekens, broches, medaljons, kruisen, armbanden, enz., voor al welke voorwerpen goede prijzen werden gemaakt. Over het geheel klaagt men er te Frankfort over, dat de inkomsten der liefdadige instellingen dit jaar zoo gering, en de behoeften zoo groot zijn. Voor de protestantsche armen was ingekomen 13,000 fl., terwijl men 17,800 fl. had moeten uitgeven; zoodat de directeuren dan ook bekend hebben gemaakt, dat zij voortaan alleen de burgers der stad zullen kunnen bedeelen. - Uit Keulen wordt gemeld, dat dagelijks een vijftig- of zestigtal paarden die stad passeren om naar Frankrijk te worden vervoerd. Het zijn meest dieren van het edelst hannoversch ras, afkomstig uit Aurich, in Oost-Friesland. De berigtgever vestigt de opmerkzaamheid der Regering op deze omstandigheid. |
|