Volledige werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868
(1979)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 597]
| |
Het voorjaar van 1868 | |
[pagina 599]
| |
De eerste weken van januari waren spannender en verwarrender dan ooit. Terwijl Multatuli zichzelf onmisbaar achtte om de haagse augiasstal te reinigen, zat hij in Keulen klem. Het gratiebesluit liet lang op zich wachten, langer dan zijn ongeduld verdraaglijk vond. En áls het kwam en áls hij naar Den Haag moest, zou er geen geld zijn voor de reis. Er waren brieven verdwenen, er waren brieven geopend, áan hem en ván hem, hij voelde zich door ongrijpbare vijanden tegengewerkt en bespioneerd. Maar al verminderde dit zijn zekerheden, het vermeerderde zijn zelfgevoel. Op 11 januari tekende Willem III op voorstel van de pas benoemde minister van Justitie Wintgens het besluit van gratie, tegen alle rechterlijke adviezen in. Multatuli mocht weer gaan en staan waar hij wou. Maar het gestolen bedrag van tweehonderd gulden, door Rochussen verstuurd in een niet aangetekende brief, had hun verhouding verkoeld. Zolang die zaak niet was opgehelderd, kon Multatuli niet onbevangen met hem omgaan. Hij wilde niet eigener beweging in Den Haag komen, hij moest een geroepene zijn, de ultieme redder in de nood. Maar de gunstige tijd verliep, aan de verkiezingsstrijd nam hij geen deel, en de uitslag op 22 januari betekende geen machtsverschuiving in de Tweede Kamer, integendeel. De politieke basis van het min of meer conservatieve kabinet was zwakker dan ooit. Terwijl Multatuli te Keulen met toenemende argwaan wachtte wat men in Den Haag met hem voorhad, kwam in Edinburg de engelse Max Havelaarvertaling van de pers. Al van midden februari af zijn er opmerkelijke besprekingen, waarvan Multatuli zich met recht afvroeg of ze zijn positie tegenover dit kabinet zouden versterken of verzwakken. Intussen was er ook een begin gemaakt met de publikatie van de Max Havelaar in het Frans. Een vertaling in het Duits leek eveneens mogelijk; daaraan werd door Mimi met inspanning van al haar krachten gewerkt. | |
[pagina 600]
| |
Ook de maand februari verging in machteloos wachten, de hooggespannen hoop op herstel van functie en inkomen verslapte, de argwaan nam toe. Pas op 3 maart, de dag na zijn 48ste verjaardag, was Multatuli in Den Haag. Rochussen, klagende over te weinig invloed, toonde zich van zijn beminlijkste kant, en Multatuli was te argeloos om echte welwillendheid te onderscheiden van sluwe diplomatie. Wat er op velerlei niveau werd besproken, is onachterhaalbaar; wat er aan schriftelijke stukken werd vernietigd, eveneens; er is echter genoeg bewaard om met zekerheid te weten dat Rochussen en zijn kongsi zich van Multatuli's hulp voor het wankele kabinet iets ánders hebben voorgesteld dan hijzelf. Maar al kan men menen dat Multatuli - zoals hij trouwens zelf wel wist - te weinig mensenkennis had om de diepste bedoelingen van Rochussen, Van Zuylen van Nijevelt en vooral Hasselman te doorzien, hij bleef zichzelf door te volharden in zijn eerste eis: officiële erkenning van Havelaars gelijk, blijkende uit openlijk herstel. Er is in dit opzicht geen enkel verschil tussen zijn houding nu en die van december 1859, toen het ging om het al dan niet publiceren van de Max Havelaar. Zo lang men geen eind maakte aan het mishandelen van de Javaan, onder welk stelsel dan ook, zo lang was hij niet tot medewerking bereid. Toen het hem allengs duidelijk werd, hoe sterk de weerstanden in het kabinet wel waren, zette hij minister Hasselman heftiger onder druk. Hij wist niet dat deze op 12 maart de koning het hachelijke besluit inzake Huets overtocht naar Indië had laten ondertekenen; en ook Huet lichtte hem niet in. Multatuli's brieven doen aan als een laatste pathetische poging in een reeds verloren zaak. Het is de vraag of Hasselman ze ooit in het kabinet heeft besproken: ze bevinden zich niet in het Rijksarchief, maar veel minder officieel in de U.B. te Leiden. Na al eerder van plan te zijn geweest uit Den Haag te vertrekken, ging Multatuli tenslotte op 14 of 15 april naar Keulen terug: de droom van politieke grootheid was voorbij. Ook voor de ministers: op 28 april verwierp de Kamer de begroting van Buitenlandse Zaken. De kabinetscrisis begon. Hoe Multatuli op dát feit heeft gereageerd, kan men enkel vermoeden; uit de maanden mei en juni zijn er vrijwel geen andere gegevens bewaard dan de met vlijt hervatte reeks Van den Rijn. En Huet had Holland verlaten. Voorgoed.- G.S. |
|