- Uit Frankfort wordt geschreven: ‘Van hier is als bijdrage voor het Freyligrath-fonds eene som van 2500 fl. naar het hoofd-comité te Barmen gezonden. - Het in de fransche taal geschreven blad l'Europe Nouvelle heeft opgehouden te bestaan. De oude Europe, vroeger bestuurd door den heer Ganesco (den voormaligen directeur van den Courrier du Dimanche, te Parijs), zou, naar men vroeger meende, onder redactie van den heer Witte, een Nederlander, na de inlijving van Frankfort in Pruissen, te Dresden worden voortgezet. Men heeft daarvan echter tot heden geen enkel nummer zien verschijnen. De heer Ganesco bevindt zich, naar men gelooft, in Turkije, waar hij, tegen eene vaste bezoldiging, zijne pen zou dienstbaar maken aan de staatkundige belangen van dat land’.
- Men schrijft uit Berlijn: ‘De directien der speelbanken schijnen overtuigd te zijn, dat, na het bijeenkomen van den Landdag, de wet op haar zal worden toegepast, en dat hare dagen alzoo geteld zijn. Hier zijn gemagtigden van de Banken te Homburg en te Wiesbaden aangekomen, om met het ministerie te onderhandelen. Men verwacht, dat weldra met de ondernemingen te Ems en te Wiesbaden een vergelijk zal worden getroffen; doch men vreest, dat aan de eischen van Homburg niet zal kunnen worden voldaan. De directeur van de Bank aldaar (de bekende heer Blanc) is, vergezeld van vele andere personen, te dier zake sedert eenigen tijd alhier. Die heeren vorderen eene volledige afbetaling der aandeelen, en beweren, hunne industrie te mogen en te zullen doorzetten, totdat aan dezen eisch voldaan zal zijn, ofwel (in verband met de bestaande contractanten) gedurende een nader te bestemmen tijdvak; welks duur zij voorloopig onbestemd laten, doch waarvoor zij, als minimum, tien, en als maximum, vijf-en-twintig jaren vaststellen. Het spreekt vanzelf, dat zulke eischen ongerijmd zijn. Het spel moet binnen het gebied van het geheele Noordduitsch-Verbond op éénmaal verboden worden, en dat verbod mag niet tien jaren worden uitgesteld. Indien de Homburgsche Bank zich wil verzetten tegen den verwacht wordenden algemeenen maatregel, behoort men langs den wettelijken weg haar te dwingen. Zij heeft zich, naar wij vernemen, voorzien van adviezen, uitgebragt door regtsgeleerden te Parijs en te Heidelberg (onder anderen, naar men beweert, van den hoogl. Zöpfl); doch dit zal niet baten. Te Homburg is het gemeene regt van kracht, en dit kent aan den visscher, wiens netten men verscheurde,