Van den Rijn, 6 Junij.
De dagbladen verzekeren, dat de verkiezingen voor het tweede noordduitsche Parlement in Julij, - de bijeenroeping van den Bonds-raad in Augustus, en de opening van den Rijksdag in het begin van September zal plaats hebben.
- De Kamers van het Vorstendom Lippe hebben de noordduitsche Constitutie met algemeene stemmen aangenomen.
- De Kölnische-Zeitung bespreekt het stuk, waarin Kossuth zijne afkeuring openbaart van de door graaf Deak tot stand gebragte verzoening tusschen Hongarije en het Huis Habsburg. De gewezen dictator verwijt den hoofdleider der nationale beweging, de wezenlijke regten des Volks opgeofferd te hebben. ‘Welk deel onzer zelfstandigheid (vraagt Kossuth) is ons overgebleven? Welk wezenlijk staatkundig regt liet men ons? Welken grondwettigen waarborg? Hoe beloont gij de natie voor de offers, die zij gebragt heeft? Door de inlijving der hongaarsche armeé bij het oostenrijksche leger, zonder dat het budjet van Oorlog onderworpen is aan de contrôle der Volksvertegenwoordiging, hebben wij het voornaamste punt eener constitutionele staatsregeling verloren, en daarmede het voorregt om te beslissen over vrede of oorlog. Ons ministerie is niet onafhankelijk, en beduidt weinig meer dan eene aan het Kabinet van Weenen ondergeschikte commissie voor de hongaarsche zaken.’ De Keulsche courant beweert, dat Kossuth nog altijd op het standpunt van 1848 blijkt te staan, en dat hij, de verandering der omstandigheden sedert dat jaar over het hoofd ziende, bewijzen geeft van weinig staatkundig beleid. ‘Zijne vurige welsprekendheid (aldus zegt dat blad) maakte hem weleer tot den aanvoerder der hongaarsche natie; doch hij heeft bewezen, meer talent te bezitten om die plaats te verwerven, dan om haar te behouden. Dit wordt onder anderen gestaafd door het gevolg van zijn laatste schrijven; want al roept hij aan het slot daarvan graaf Deak toe: “Ik weet, dat de rol van Cassandra eene ondankbare rol is; doch gij, Deak, erken, dat Cassandra het regt aan hare zijde had”, - toch stoort zich niemand aan zijn geschreeuw. Zijn manifest heeft geen ander gevolg gehad, dan
Deak des te meer te doen klimmen in het vertrouwen des volks, en hem in de Volksvertegenwoordiging met meer geestdrift dan ooit te doen ontvangen.’ Van eene andere zijde echter wordt gemeld, dat Kossuth's klagten wel degelijk weerklank hebben gevonden, en dat