de eerste plaats de pruissische, moest opwekken tot het aanwenden eener poging om de Lands-grondwet meer in overeenstemming te brengen met de Bonds-constitutie? ‘Zoo als de zaken thans staan (zegt dat blad), zijn conflicten onvermijdelijk, en graaf Bismarck zelf zal, ondanks zijne onvergelijkelijke bekwaamheid, weldra moeite hebben om met juistheid zijne verpligtingen als pruissisch Premier en als kanselier van den Bondsraad uit elkander te houden. Wij behooren tot degenen, die gelooven, dat overdaad van wetten soms even schadelijk werken kan als wetteloosheid. Het eene baart wanorde, het andere verwarring, en het onderscheid tusschen deze beide toestanden is niet zeer groot.’
- Uit Darmstadt wordt geschreven, dat de Tweede Kamer heeft toegestemd in het sluiten eener leening van 1.900,000 fl. tot dekking van de aan Pruissen verschuldigde oorlogs-contributie.
- Eene commissie uit de hessische Volksvertegenwoordiging heeft, met 27 stemmen tegen 18, besloten, den Groothertog te verzoeken, genoegen te nemen met eene vermindering zijner inkomsten, en in elk geval afstand te doen van de in 1855 toegestane verhooging van 50,000 fl.
- Men meldt uit Karlsruhe: ‘Het verdrag tusschen Pruissen, als vertegenwoordiger van het Noordduitsch Verbond, en de zuidduitsche Staten, wegens het invoeren eener gelijkvormige belasting op het zout, is geteekend. Te beginnen met 1 Januarij 1868 wordt het in de meeste Staten bestaande zoutmonopolie afgeschaft. Ter vervanging wordt, bij invoer, aan de algemeene grens eene belasting van 2 th. per centenaar, en een gelijk bedrag van de productie geheven.’
- In de Volksvertegenwoordiging van Saksen-Weimar, is het ontwerp der Bonds-constitutie ter tafel gebragt. De definitieve stemming is, naar de bepalingen der weimarsche Grondwet, acht dagen uitgesteld. Vervolgens zijn de financien van het Groothertogdom behandeld, welke, naar het beweren van den minister, geenszins in zulk een ongunstigen toestand verkeerden als door sommigen was berekend. Er zullen, van den 1sten October 1867 af (d.i. van het oogenblik, waarop het Noordduitsch-Verbond in volle werking treedt) tot op ulto. December 1868, voor Weimars aandeel in Bonds-uitgaven noodig zijn 655,387 th. Daarvan is eene som van 583,537 th. bestemd voor militaire uitgaven. Van de totale uitgaaf behooren echter als vervallen beschouwd te worden 22,139 th. aan pensioenen,