op 22 Maart des vorigen jaars openbaarde. De Kölnische-Zeitung van heden zegt, dat de Koning van Pruissen thans, na het verbond met de zuidduitsche Staten, feitelijk imperator des duitschen Rijks is, en zij voegt bij dat woord, als vreesde zij, niet overal ten volle begrepen te worden, de vertaling: ‘empereur’.
Heden ochtend te 11½ uur is op de spoorwegbrug het bronzen ruiterstandbeeld van Koning Frederik Wilhelm onthuld. Het is, volgens de in omloop zijnde modellen en photografien, zeer schoon, doch op de Rijnbrug slechts van ééne zijde, van voren namelijk, te zien. Aan weerskanten wordt het gezigt belemmerd door twee torentjes, en van de achterzijde door het ijzeren bruggenverband. Bij de onthulling werden officiële toespraken gehouden, die met gejuich beantwoord zijn.
- De Allgemeine-Zeitung maakt de berekening, dat de debatten over het ontwerp der noordduitsche Constitutie niet vóór de helft of het einde van Mei kunnen afgeloopen zijn. ‘Indien men aanneemt (zegt genoemd blad), dat de Rijksdag wekelijks vier zittingen houdt, en dat er gemiddeld drie artikelen in elke zitting worden behandeld, dan vorderen de 71 paragrafen zes weken: maar in die zes weken valt het paaschfeest in, en de Rijksdag zal zich wel houden aan het oude gebruik, om bij die gelegenheid veertien dagen vacantie te nemen. Bovendien zullen er wel twaalf zittingen, d.i. drie weken, worden besteed aan het behandelen der Hoofdstukken, hetzij ieder op zich zelf, hetzij groepsgewijze. Eindelijk zal er nog tijd verloren gaan met het bijeenvoegen van alle speciale besluiten tot eind-besluiten. Die eind-besluiten zelf moeten nog gedrukt, en gedurende drie dagen in handen der leden zijn, voordat de wettelijke vaststelling kan plaats hebben. ‘De Kölnische-Zeitung zegt, te hopen, dat de zaak iets sneller in haar werk moge gaan, en raadt diensvolgens aan, het amenderen te beperken tot het hoognoodige. De Mainzer-Beobachter antwoordt hierop: Zeker, op die wijze is spoed mogelijk. Of die spoed echter, aldus verkregen, gewenscht is, moge daargelaten worden. De meening onzer Keulsche zuster herinnert ons aan de vlugheid van een schoenmaker, die aannam één paar laarzen te vervaardigen in ééne seconde; maar... zonder zolen, - 't bovenleder zou hij later leveren. ‘O (gaat laatstgenoemd blad voort), wij beweren niet, dat de duitsche eenheid zoo slecht geschoeid uit de werkplaats van den Rijksdag zal te voorschijn komen, als de ongelukkige klanten van dien