Mainzer-Beobachter, dat berigt mededeelende, voegt daarbij de opmerking, dat, wel is waar, het spel moet worden beschouwd als iets zeer verderfelijks, maar dat evenwel de Wiesbadensche adressanten in hun goed regt zijn, wanneer zij aanspraken verdedigen, die gewettigd zijn door de toelating en bescherming der Regering. ‘Het opheffen (zegt het genoemde dagblad), het opheffen der speelbanken, zonder schadeloosstelling der personen, die door deze inrigtingen genoopt zijn geworden, hun vermogen in gronden of huizen te Wiesbaden te beleggen, zou onbillijk wezen, en men bereikt geen zedelijk doel met onzedelijke middelen. Het blijft de vraag, of het spel kan verboden worden, en of niet het tegengaan der openbaarheid, juist tegen de bedoeling des wetgevers, den hartstogtelijken, of door nood gedreven speler (want voor weinigen is het spel een vermaak) overlevert aan de schurkerij van chevaliers d'industrie, die in 't verborgen hunne slagtoffers plunderen door valsch spel. Bij de openbare speelbanken heerscht althans loijauteit. Dit moet wel, daar het der directie van die Banken volkomen onverschillig is, of er gewonnen of verloren wordt. Hare winst bestaat doorgaans in een zeker quantum, als belasting van al het geld, dat op de groene tafel wordt geworpen, en niet in het toevallig verlies van den speler, dat altijd wordt opgewogen door de even toevallige winst van een ander. Valsch spel aan eene openbare Bank is reeds hierom onmogelijk, wijl daartoe medepligtigheid zou noodig zijn van de geëmployeerden, die al zeer spoedig van de hun bekende lots-correctie, door middel van een compère, zouden gebruik maken om zich te verrijken. Geene inrigting is zóó gedwongen tot eerlijkheid, als eene publieke speelbank; en het ware te wenschen, dat zulke dwang ook kon worden toegepast op andere speculatien, die
zich sieren met den deftigen naam van zaken. Was er zedelijkheid in het wedden voor Lee's zuidelijk genie, of Grant's noordelijke veerkracht? En hoe velen hebben (somtijds niet zonder het uitstrooijen van valsche berigten) daarop gespeculeerd? Doch, dit alles daargelaten, de eigenaars van vastigheden te Wiesbaden, te Ems, te Homburg hebben regt op schadeloosstelling, wanneer de moraliteit van het naaldgeweer de waarde hunner bezittingen doet dalen; en Pruissen zal zich te verantwoorden hebben over de tegenstrijdigheid van het begrip van spel, al naar mate dit den naam draagt van rouge-et-noir of van koninklijk-pruissische Staats-loterij.’