Volledige werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866
(1977)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdVan den Rijn, 20 September.Eene bekendmaking van den burgemeester van Mainz kondigt het definitive einde van de inkwartiering en van de verpleging der pruissische troepen ten laste van de stadskas aan. Daarbij wordt tevens, uit naam van den nieuw benoemden gouverneur, generaal v. Röder, de burgerij bedankt voor al wat zij ten behoeve der pruissische troepen gedaan, gelaten en bekostigd heeft. Namens dienzelfden gouverneur, wordt daarbij tevens de verzekering gegeven, dat alles | |
[pagina 692]
| |
zal worden in het werk gesteld om de goede verstandhouding tusschen militairen en burgers, benevens de belangen der stad, te bevorderen. Bij de bekende energie des gouverneurs, en met het oog op die verzekeringen, is het dan ook te hopen, dat de zeer merkbare neiging tot buitensporigheid van een niet gering gedeelte van het onlangs binnengerukte 19de regiment op den duur moge beteugeld blijven. - Het Frankforter Journaal bevat de volgende mededeeling: ‘Het gisteren (16 September) naar Frankfort gemarscheerde landweer-bataillon is heden, in twee spoorweg-transporten, krijgsgevangen te Mainz teruggebragt en op de citadel geïnterneerd.’ De ware oorzaken van dezen maatregel zijn onbekend. Men spreekt van verzet tegen het bevel om deel uittemaken van het garnizoen te Frankfort. Daar de toestand van Mainz, vooral wat de verhouding der stad tegenover de vesting aangaat (d.i. het civiel hessisch bestuur tegenover het militair pruissisch gezag), bij het vredesverdrag slechts zeer oppervlakkig is behandeld, vreest men voor conflicten. De stedelijke Regering heeft zich reeds in eene memorie gewend tot den Koning van Pruissen en den Groothertog van Hessen, om voorschriften; waaraan men zich te houden hebbe. Niemand gelooft, dat het mogelijk zal zijn, aanstoot te vermijden. - Uit Kassel wordt berigt, dat de gewezen Keurvorst, even als Hertog Adolf van Nassau, zijn ontslag heeft genomen als chef van een pruissisch regiment. - De berigten uit het Nassausche, voor zoo ver daarvan de verspreiding wordt toegestaan, dragen voortdurend de kleur van tevredenheid met den nieuwen toestand. Toch erkent men, dat de ontbinding der troepen van den eed, door des Hertogs adjudant, den generaal Ziemiecki, eene treurige plegtigheid geweest is. De vaandels werden binnen het paleis te Wiesbaden, ter beschikking van den Hertog, nedergelegd. Het daarbij op bevel geuit: hoezee! maakte op alle aanwezigen een zonderlingen indruk. Men verneemt nu, dat de troepen, op den terugtogt Biberich doortrekkende, aldaar door de Hertogin begroet zijn geworden. Ook deze ontmoeting was treurig: welkom en afscheid tegelijk. De soldaten, en ook gegradueerde militairen, zelfs in de hoogere rangen, verhalen vreemde dingen van de wijze, waarop de nassausche troepen de nederlaag ‘hinein-manövrirt’ zijn. Deze meening komt overeen met de Badensche brochure. Men | |
[pagina 693]
| |
ziet overal in gespannen verwachting tegemoet of, en op welke wijze, Prins Wilhelm van Baden zich zal weten te regtvaardigen. - H.M. de Koningin der Nederlanden kwam dezer dagen te Mainz aan; bezocht de Hertogin van Nassau op het slot te Biberich, en begaf zich kort daarna, vergezeld van die Vorstin, naar Darmstadt of verder. - De toespraak van Hertog Adolf aan de troepen, bij hun vertrek uit Günzburg, mag in de nassausche dagbladen niet worden opgenomen. Als reden van dit verbod wordt aangevoerd, dat de Vorst in dat stuk spreekt van ‘zijne troepen.’ - De meeste nassausche officieren gaan over in pruissische dienst; zij zullen evenwel in nietnassausche provincien geplaatst worden. De militairen van lageren rang zullen in Nassau blijven, doch door pruissische officieren gecommandeerd worden. Men noemt dezen maatregel geheel overbodig, aangezien, volgens alle berigten, in het Nassausche de meest mogelijke tevredenheid heerscht. - Te Wiesbaden heeft eene commissie uit de burgerij een adres opgemaakt van adhaesie aan de pruissischgezinde manifestatie des gemeenteraads. In het bijzonder echter wordt daarbij aangedrongen op ‘bescherming der belangen van de stad’. Dit laatste doelt op het handhaven der speelpacht, zonder welke Wiesbaden waarschijnlijk niet zou kunnen bestaan. - Uit Keulen wordt gemeld, dat aldaar eene commissie is benoemd tot keuring van het bier. Wat onbruikbaar wordt bevonden, zal geconfiskeerd worden. Men is in die stad nu gerustgesteld omtrent het terugbekomen der boeken en archiefstukken, die in 1794 uit de dom-bibliotheek naar Darmstadt verhuisd zijn. De teruggave namelijk is vastgesteld bij art. 7 van het vredesverdrag met Hessen. - In het Hessische bevinden zich meer dan honderd post-bureaux, waarvan vele de verbindingspunten vormen tusschen Noord- en Zuid-Duitschland. De verwacht wordende opheffing van het taxische regaal en het beter beheer onder pruissisch toezigt zullen dus ook gunstig werken op de postverbinding met Zwitserland en Italie. |
|