Volledige werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866
(1977)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdVan den Rijn, 12 September.Men is hier bij voortduring in onzekerheid omtrent de beslissing over de speelbanken. Vóór den oorlog werd er van pruissische zijde herhaaldelijk aangedrongen op afschaffing dier inrigtingen. Deze en andere pogingen stuitten echter herhaaldelijk af op velerlei beschouwingen, waaronder waarschijnlijk de vrij hooge pachtschat eene hoofdrol speelde. Bij de bezetting der hessische en nassausche landen door pruissische troepen verwachtte men dan ook alom de staking van het spel. Dit is niet geschied. Men meende, dat de maatregel slechts verschoven was tot op het oogenblik der definitive inlijving. Ook daarvan is tot nog toe niets gebleken. Te Homburg, te Wiesbaden en te Ems duurt het spel nog altijd voort; en zelfs leest men nu in de Tribune, een Berlijnsch blad, dat de overeenkomsten met de speelbankpachters zullen worden gehandhaafd, ‘zoo lang | |
[pagina 687]
| |
geene polizeiliche Rücksichten aanleiding geven, hieromtrent anders te beslissen. - Men schrijft uit Darmstadt: ‘Eindelijk is de toestand van Hessen geregeld. Weinigen zijn tevreden met den uitslag, die veel meer aanleiding schijnt te geven tot nieuwe verwikkelingen, dan uitzigt op kalmte. De anti-pruissischgezinde partij is verstoord over het verlies van Noord-Oberhessen en het voortdurend bezetten van Mainz. De vrienden van Pruissen betreuren, als eene soort van winstderving, dat gedeelte van Oberhessen, hetwelk tot het Groothertogdom blijft behooren. In Oberhessen zelf ziet men met vrees de moeijelijkheden te gemoet, die uit de tweeslachtigheid van den nieuwen toestand moeten voortvloeijen. Die provincie moet nu te zelfder tijd Afgevaardigden zenden naar den noord-duitschen Rijksdag, en naar de Darmstadtsche Kamer, die met dezen Rijksdag niets mag te maken hebben, daar Hessen formeel is uitgesloten van het nieuwe Verbond. Het Groothertogdom zelf is mede in de zeer moeijelijke positie van eendeels eene souvereine magt te zijn, en, anderdeels, diplomatiek en militair ondergeschikt te blijven aan Pruissen. Indien de bedoeling der Berlijnsche diplomaten geweest is, bij het sluiten van den vrede steeds iets te laten blijven bestaan, 't welk te zijner tijd zou kunnen worden aangegrepen als voorwendsel tot nieuwen strijd, dan acht men dit doel volkomen bereikt. Ook het bezetten van Mainz kan bij elke voorkomende gelegenheid eene misschien gewenschte aanleiding geven tot twist, en wat daarop volgt’. - Vrij onverdeeld is de voldoening, waarmede de tijding vernomen is, dat nu eindelijk Hessen zijne toestemming heeft gegeven tot het afschaffen van den Rijntol. De vrijheid van de stroomvaart was, wel is waar, door het Weener Congres vastgesteld, doch die gunstige bepaling bleef tot heden eene doode letter. Sedert 50 jaren verzetteden zich Beijeren, Baden, Hessen en Nassau tegen de pogingen van Frankrijk, Pruissen en Nederland. In de vredesverdragen, die nu met Beijeren, Baden en Hessen gesloten zijn (Nassau bestaat niet meer), is dien Staten uitdrukkelijk de verpligting opgelegd, hunne regleenten te veranderen, voor zoo ver die nog in strijd zijn met de bedoelingen van het Weener Congres, 't welk in art. 1 zijner slot- acte verklaard heeft: ‘de Rijn is vrij.’ - Men meldt uit Wiesbaden, dat eindelijk de zoo lang verbeide nassausche troepen aldaar zijn teruggekomen. De vreugde was alge- | |
[pagina 688]
| |
meen, en de bevolking scheen te willen toonen, dat zij de soldaten niet aansprakelijk stelde voor de zonderlinge wijze, waarop zij schijnen aangevoerd te zijn. Den 9den dezer kwam het eerste bataillon te Wiesbaden aan en werd kort daarna door andere troepenafdeelingen gevolgd. De manschappen droegen de kenteekenen van zware vermoeijenis en ontbering. Weken lang hadden zij gebivakkeerd, en velen hunner hadden gedurende den geheelen veldtogt, vier maanden achtereen, niet dan zeer zelden gelegenheid gehad, zich te ontkleeden. Er heerscht in het Nassausche zekere spanning omtrent de wijze, waarop Pruissen zal ‘liquideren’ met den verdreven Vorst. Eene uitdrukking van graaf Bismarck dienaangaande geeft voedsel aan de vrees, dat de humaniteit en loyauteit der pruissische Regering zich zal openbaren ten koste van het algemeen. Die minister verzekert, dat de bezittingen der verdreven Vorsten hun ongeschonden zullen worden teruggegeven. Daar nu, wat Nassau betreft, een groot gedeelte der eigendommen van den Hertog uit domeingoederen bestaat, waarop vele regtsgeleerden aanspraak maken ten behoeve van het land, is men bevreesd, dat de bevolking de kosten zal te dragen hebben eener soort van verzoening tusschen de Vorsten. De wijnkelders van den Hertog van Nassau bevatten soorten, die voor éénig doorgaan. Men noemt daaronder de beroemdste jaargangen van de vorige eeuw: 1706, 1722, 1782 en 1783. Op 26 en 27 September zullen te Wiesbaden 's Hertogs paarden en rijtuigen worden verkocht. - Te Coblenz is de ontvangst der van het oorlogstooneel teruggekomen troepen meer hartelijk dan luisterrijk geweest. Uit alle vensters woeijen vlaggen, waaronder nassausche en nederlandsche; de huizen waren hier en daar versierd, of althans groengemaakt; doch de stad is des avonds niet feestelijk verlicht geworden. De stemming der teruggekomenen was rustig en vrolijk, aanmerkelijk opgewekter en ‘pruissischer’ dan bij het vertrekken. De goede uitslag van den veldtogt heeft hen verzoend met den oorlog, zonder hen, naar men hoopt, ongeschikt te hebben gemaakt voor den vrede. |
|