Volledige werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866
(1977)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdVan den Rijn, 21 Augustus.Te Frankfort heerscht groot verschil van meening en stemming. Er schijnt hoop te bestaan op eenige vermindering van de opgelegde oorlogscontributie, en tevens op het behoud van zekere ‘provinciale’ zelfstandigheid. Velen vinden groot bezwaar in dezen halfslachtigen toestand. De vroeger geuite gissing, dat Frankfort ook dan zijne zelfstandigheid zou verloren hebben (door insmelting met Beijeren), indien Pruisen niet had gezegevierd, wordt nu door verzekeringen uit Weenen tegengesproken. - De prins van Turn en Taxis vordert 14 millioen fl. voor de onteigening zijner aanspraken op de postpacht in Frankfort, Nassau, Keur-Hessen en Homburg. Men zegt, dat het beheer der posterij veel verbeterd is, sedert de pruissische inmenging. Toch heerscht er bij de meeste postbeambten (voor het grootste gedeelte Beijeren) groote onwil om zich te schikken in de veranderde omstandigheden. Velen weigeren den eed afteleggen, en zullen waarschijnlijk gepensioneerd worden. De ambtenaren bij andere takken van bestuur, natuurlijkerwijze meestal Frankforters, voegen zich gemakkelijker; en het verdient opmerking, dat onder het geheele beambten-personeel der stad slechts twee personen, en wel gensdarmen, Hessen van geboorte, geweigerd hebben, trouw aan Pruissen te zweren. Bij de burgerij vertoont zich een tegenzin, die hier en daar overgaat in bitterheid. Vele jongelieden, enkelen vergezeld door hunne familien, verlaten de stad, ten einde de gedwongen krijgsdienst te ontgaan. Hoe lang ook met zekerheid voorzien, heeft toch de tijding, dat de meer of min volkomene inlijving bij Pruissen eerstdaags een fait accompli wezen zal, de stad treurig gestemd. Hare onafhankelijkheid dagteekende van 1356, en duurde, met eene zeer geringe tusschenpoos onder fransche heerschappij, | |
[pagina 666]
| |
onafgebroken voort. Het zich noemende verlichte deel der bevolking beschouwt evenwel de aansluiting aan een groot Rijk als voordeelig. Uit het Nassausche wordt gemeld, dat men ijverig in de weer is om het leger te doen terugroepen. Het bevindt zich (6000 man sterk) in de nabijheid van Ulm. Men beweert, dat Nassau alleen, nu alle andere Staten wapenstilstand hebben gesloten, Pruissen niet kan beoorlogen. Nadat vele familien sedert langen tijd in de grootste ongerustheid verkeerden omtrent het lot harer betrekkingen, die blijkbaar zonder nut in den vreemde heen- en wedertrokken, wenscht nu het land een einde te zien komen aan dien toestand. Men verlangt, dat de opgeroepen krijgslieden aan hun beroep en hunne familien zullen worden teruggegeven. Volgens berigten uit Ulm, zijn de Nassauers eenstemmig in het aanheffen van klagten over de wijze waarop zij, tot het 8ste Bonds-armee-corps behoorende, werden aangevoerd. Als blijk daarvan wordt aangehaald, dat onder hen eene algemeene ontevredenheid heerscht over het geringe aantal hunner gekwetsten. Gedurende eene kanonnade, die 7 uren duurde, was slechts één man door eene granaatscherf gekwetst geworden. Bij Tauberbisschofsheim, waar den ganschen dag schijnt gestreden te zijn, kwamen de Nassauers eerst des avonds te 5 ure op de kampplaats. Het schijnt, dat zij bij het bezetten eener gunstige stelling telkens van hooger hand werden belet, daarvan gebruik te maken. Deze en dergelijke berigten werken ongunstig op het oordeel der bevolking omtrent de leiding der zaken onder het hertogelijk bestuur. |
|