Volledige werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866
(1977)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 590]
| |
De auteur van dit artikel - stellig niet De Geyter - is tot nu toe onbekend. Na het gedeelte, hieronder afgedrukt, bevat dit artikel het verhaal van Multatuli's ontmoeting in eenen schouwburg, dw.z. Idee 538 (zie VW III, blz. 375-378). De opmerking over eene vijfde of zesde uitgave van de Max Havelaar is onjuist: in 1866 bestonden er alleen nog maar de twee drukken uit 1860. De vermelding van de ingrijpende hervormingen doelt op het ontwerp Cultuurwet van minister Fransen van de Putte dat op 1 mei 1866 in openbare behandeling kwam, maar op 17 mei tot het aftreden van het hele kabinet leidde. | |
Multatuli (Douwes Dekker).Sedert vier of vijf jaren is in de Nederlandsche letterkunde een schrijver van genie opgetreden. Zijn familienaam is Douwes Dekker; maar hij schrijft onder den aangenomen naam: Multatuli. De heer Douwes Dekker is thans ongeveer veertig jaren oud. Tot op zijn vijf- of zes-en-dertigste jaar vervulde hij in de Nederlandsche koloniën eenen vrij aanzienlijken regeeringspost. De in het koloniale stelsel bestaande gebreken, de misbruiken welke daarvan het gevolg zijn, het onrecht den behoeftigen Javanen in vele omstandigheden aangedaan, noopten den heer Douwes Dekker, na vruchtelooze pogingen om voor de koloniën eene billijkere rechtsbedeeling te bekomen, zijn ontslag te nemen uit Nederlandsche dienst en naar Holland terug te keeren. Daar wilde hij verdere pogingen aanwenden om de Oost-Indische bevolking het volle genot der vrijheid te doen erlangen. Hij had ondersteuning en hulp beloofd aan de lijdenden, aan de verdrukten; hij wilde woord houden, hoe duur hem zulks ook, van de stoffelijke zijde beschouwd, mocht te staan komen. Met dat doel liet de heer Douwes Dekker achtervolgens verschillende werken verschijnen, waarin hoofdzakelijk over koloniale belangen gehandeld wordt. Deze werken maakten in Nederland eenen onbeschrijfelijken indruk. Zij joegen (volgens eene door den schrijver aangehaalde betuiging van een lid der Nederlandsche kamer) eene rilling door gansch het rijk. Het eerste dier werken, Max Havelaar getiteld, heeft reeds eene vijfde of zesde uitgave beleefd. De ingrijpende hervormingen die, blijkens de laatste in de bladen gedrukte berichten uit Holland, de Nederlandsche regeering op het | |
[pagina 591]
| |
gebied der koloniale staatkunde schijnt voor te hebben, zullen dan ook haren oorsprong verschuldigd zijn aan de beweging welke Multatuli's schriften rond het koloniale stelsel in leven geroepen hebben. De belofte, die de schrijver zijnen Javaanschen broeders deed, hun bijstand te zullen verschaffen, zal dan wel geene ijdele toezegging geweest zijn; want wij vertrouwen dat de ontworpene hervormingen afdoend zullen wezen. De heer Douwes Dekker heeft den moed gehad den vinger te leggen op de wonde waaraan Nederland bloedde door de aderen van millioenen onschuldigen. De Nederlandsche wetgevers, de gekozenen des volks zullen-wij twijfelen er niet aan - plichtbesef genoeg bezitten om die wonde te heelen. In alle geval, Multatuli heeft aan den strijd door hem ondernomen, den edelmoedigsten, den verhevensten die kan gestreden worden, den strijd voor de onvervreemdbare menschelijke rechten, een standbeeld verdiend dat het nageslacht, zoo niet de tijdgenoot, hem eens als weldoener der menschheid oprichten zal. Zooals men ziet, wij sparen den edelen kamper voor de rechtvaardigheid onzen lof, onze bewondering niet. Als hij deze regels leest, zal 't hem gewis een genoegen zijn te zien hoe het doel van zijn streven gewaardeerd wordt; maar (dit hebben wij uit zijne schriften bij voorraad kunnen opmaken) onze hulde, in zooverre zij hem persoonlijk betreft, zal hem onverschillig vinden. Juist dit bewustzijn heeft ons aangezet hier zonder voorbehouding te zeggen hoe hoog mannen als hij, in onze vereering aangeschreven staan. Tot zoo verre Multatuli in zijnen strijd voor de herstelling der grieven van het Oost-Indische volk. Bij den aanvang dezes artikels noemden wij hem een schrijver van genie en wij zegden niets te veel. Hoezeer zijne tot hiertoe verschenen werken hoofdzakelijk met het oog op Nederland's koloniale aangelegenheden werden geschreven, zoo heeft Multatuli, met of zonder zichtbaar verband tot zijn hoofdonderwerp, zich verre genoeg op het gebied der kunstschoonheid en poëzij gewaagd, om hem als een groot, gevoelvol schrijver, een vernuftig en puik dichter te mogen begroeten. Multatuli werpt zich ook als wijsgeer op. Wij zullen ons niet inlaten met zijne wijsgeerige stelsels; slechts zullen wij aanstippen dat zij velen van het lezen zijner werken zullen terughouden. | |
[pagina 592]
| |
Ten gevalle van die onzer lezers, welke met Multatuli's schriften nog geene kennis maakten, laten wij hier uit de IdeënGa naar voetnoot* het kort verhaal volgen van het wedervaren des schrijvers in eenen Nederlanschen schouwburg. Ter verklaring van de bitterheid waarmede Multatuli zich over de Nederlanders uitlaat, zij gezegd dat dit gevoel zijn bestaan put uit de onverschilligheid welke hij hun opzichtens de Indische zaken verwijt. Men zal opmerken dat de schrijver voor een groot getal woorden eene willekeurige spelling volgt. |