[28 januari 1866
Vergadering van De Dageraad]
28 januari 1866
Vergadering van De Dageraad. Fragment uit de notulen. (I.I.S.G.)
Het adres ten bate van Multatuli was al in het najaar van 1865 aan de orde gesteld en telkens, ook nog op 21 januari, weer aangehouden.
Naar aanleiding eener herinnering van den Heer Sneider, aan het op de vorige vergadering, verschoven bespreking, van het adres, steld de Heer Kettman deze werkzaamhede aan de orde, waaraan voldaan wordt. Nadat Pres: het voorstel ten gunste van daartestellen adres formuleert, volgt een uitgebreide discussie, waaraan de Heere Kettman Cristiaans kempf, Hartman, Sneiders, van Tol, en de pres. als resument deelnemen. Hoewel deze Heere het in hoofdzaak, bijna alle eens zijn, is de Heer Kettman er tegen, als niet alles met Multatulie instemmende, hetgeen deze Heer openhartig toelicht. De Heer Hartman schetst de wispelturigheden van Multatulus karakter, en komen de Heer Sneider en Kempf hier tegen op dat de beschuldiging niet voor allen geld, niet alléén, maar dat ook andere verdrukten aanspraak hebben - zij het ook bij wijze van adressen bij de regering tot voorspraak zijn. Als toelichting van dat gedeelte der discussie, op ministioneel gebied, leest de Heer Cristiaans eenige paragraafen uit de laatste gedeelte der Ideën voor. Ter gelegen tijd biedt de Heer Kempf zijne simpathie aan den Heer Kettman, voor de opregtheid waarmede gééne zijne gevoelens zóó vóór als tegen uite, ook de Heer van Tol schaart zich bij de gevoelens van den Heer Kettman -
Nadat President de discussie resumeert brengt ZEd in. stemming: in hoeverre âl dan niêt aan het voorstel gevolg zal worden gegeven, of dat deze handeling een onbepaalde tijd zal worden uitgesteld, wordt bij meerderheid besloten, de zaak tot nader te laten rusten.