Protest.
In den Jare 1800 Vijf en Zestig den Acht en Twintigste April ten verzoeke van de Heeren Van Heekeren & Cie kooplieden, over dit dienstjaar behoorlijk gepatenteerd, wonende te Amsterdam kantoor houdende op de Heerengracht tusschen de Huiden en Wolvenstraten
Heb ik BASTIAAN FARRET, Deurwaarder bij de Arrondissements-Regtbank te Amsterdam, wonende aldaar, Oude Zijds Achterburgwal bij de Stoofsteeg, K, 478.
Den Heer Douwes Dekker, wonende te Amsterdam in de Kalverstraat No. 246 en aldaar Sprekende met Sebastiaan Arie van den Berg zoo hij mij zeide
Verzocht en geïnterpelleerd om te hebben behoorlijke betaling der copijelijk hiervorenstaande Acceptatie in originalie vertoond, en door den Acceptant niet met betaling gehonoreerd, als reden daarvoor opgevende
‘Den Heer Dekker is niet te huis en ik weet er niet van.’
En verzocht hebbende dit Protest te teekenen, heeft hij zulks niet gedaan als dit onnodig achtende
Alzoo geene betaling van voormelde Acceptatie verkregen hebbende, heb ik Deurwaarder, wegens deze nonbetaling geprotesteerd, zoo als ik protesteere bij deze, onder reserve van alle der requiranten regten ingevolge de Wet.
Gedaan in presentie van Carel Daniel Ikler en Jan Ernst Grijn mijne getuigen, beide zonder beroep en alhier woonachtig, die deze en de