hoe het kwam dat zij van D. geen antwoord hadden ontvangen op hunne schriftelijke uitnoodiging hun te melden welke plaats hij voor zich wenschte besproken te hebben; ik antwoordde den bode dat de Heer D. niet te huis was, en mij geen verantwoording deed of schuldig was van zijne handelingen; maar dat ik vermoedde dat hij niet geantwoord had omdat hij zelf geen antwoord had ontvangen op het beleefde briefje waarbij hij den Heeren Directeuren van den Hollandschen Schouwburg alhier gevraagd had wanneer zij het stuk zouden doen opvoeren. Ik wist dat deze onbeleefdheid hem te meer verwonderd had omdat de Heeren in December zich zoo hupsch tegenover hem hadden gedragen. - De bediende vertrok met deze boodschap; doch kwam terug met een briefje waarbij het aanbod der directie op den zelfden stroeven toon, die reeds in het eerste briefje heerschte, werd herhaald, thans echter met bijvoeging van de uitnoodiging morgen voormiddag de algemeene repetitie te komen bijwonen. Een oogenblik te voren hadden de Heeren Boas en Judels hem mede schriftelijk uitgenoodigd, ook hunne repetitie, nagenoeg op denzelfden tijd, met zijne tegenwoordigheid te vereeren.
Voor mij is deze dag alweder zeer ongelukkig. Eindelijk verwaardigden zich de Heeren Directeuren der Credietvereeniging te antwoorden op mijne officiele aanvraag mij een crediet te openen van f 2500. - tot bestrijding van mijne uitgaven aan honorarium voor den 11en en mogelijk ook voor een derden bundel Ideen van Multatuli, eene zeer voordeelige bijzaak voor mij, waarvoor ik echter het geld niet kon onttrekken aan mijn assortimentshandel zonder den goeden gang van dezen in gevaar te brengen. Het eenig antwoord dat ik ontving was eene gedrukte mededeeling dat het gevraagde crediet mij niet kon worden verleend. Nu heb ik alles beproefd, en zelfs dit laatste slaat mij tegen. - zoo word ik van alle kanten tegengewerkt, en moedwillige tegenwerking is het ontwijfelbaar; want mijne handelsreputatie is ongerept en solieder borg dan de Heer FM. Merrem zal der Directie wel nooit aangeboden zijn. - Mijne vijanden zijn ten minste meer entier dan mijne vrienden, want deze roemen en loven mij, op hetzelfde oogenblik dat zij mij weigeren mij te ondersteunen in het tot stand brengen van eene zaak waardoor ik mij mathematisch zeker van drukkende zorgen zou kunnen vrijmaken. Ik schrijf dit ook in alles behalve aangename stemming, des