[31 januari 1865
Brief van d'Ablaing aan Poolman]
31 januari 1865
Brief van R.C. d'Ablaing van Giessenburg aan W. Poolman te Gouda. (Kopieboek 3, blz. 50. M.M.)
WelEd. Heer
Maandag a.s. denk ik de derde aflevering van Dekkers Ideen, tweeden Bundel, in het licht te geven; de derde oplaag van den eersten bundel is ter pers en verschijnt tegen Maart e.k.
Op het oogenblik is er weer hoogen nood bij D. hij wil volstrekt geld hebben en is bereid mij den vollen eigendom van den 2den Bundel Ideen te verkoopen à f 40, - per vel, mits ik hem dit honorarium terstond uitkeer voor de vellen die reeds verschenen zijn 1-16 en die maandag volgen 17-21, en ik het hem voor de overige vijf betaal zoodra hij ze mij levert.
Het getal Inteekenaars op de Ideen dekt dit uitschot reeds genoegzaam; doch de betaling dezer dekking ontvang ik eerst in 1866. Reeds kocht ik dezer dagen van hem zijn half kopijregt op den eersten bundel, den Vrij Arbeid en de Bruid daarboven; maar op het oogenblik convenieert het mij niet nog meer geld uit mijne zaken te nemen, om ook den 2den Bundel à comptant te koopen. Voorleden jaar is daarenboven voor mij ongunstig en wegens verhuizing bijzonder kostbaar geweest, en toch zou ik gaarne alleen eigenaar ook van den 2den Bundel zijn, al ware het alleen om mij geheel vrij te maken van een lastigen en wispelturigen associé als Multatuli voor mij is.
Ik vraag echter niet gaarne iemand iets te mijnen behoeve en leef daarenboven zoo afgezonderd dat ik mij niet op intimi kan beroemen. Daarenboven weet ik van vroeger, toen ik eens in moeijelijkheden verkeerde, dat ik van mijne verklaarde geestverwanten en volgers niets dan laffe vleijerij, achting en vriendschapsbetuigingen