[23 augustus 1864
Brief van Multatuli aan Mimi]
* 23 en 24 augustus 1864
Brief van Multatuli aan Mimi. Afschrift-Mimi, folio 21-22. (M.M.)
In de marge tekende Mimi hierbij aan: 25 aug., blijkbaar opgrond van een poststempel; 25 augustus 1864 was een donderdag; de brief is dus geschreven op de dinsdag en woensdag daarvóor.
Uit de aansluitende mededelingen van Mimi, met toespeling op Idee 261 (zie VW II, blz. 463), blijkt ten overvloede dat heel dit afschrift bedoeld is geweest als kopij, en dan stellig voor Brieven VII. Maar het is nooit door haar gebruikt.
dingsdag.
Ik heb prettig zitten denken. Myn moed neemt toe als een lawine. O er is iets stormachtigs in! Binnen weinig tyds zal ik de magtigste man wezen in Holland. Je zult zien.
Woensdag.
Gister avond heb ik niet gewerkt om m'n ogen. Ik heb in den regen geloopen, klets nat.
Ik zend je een proefdruk voor je amusement; maar ik moet m'n ogen sparen. Van avond voordragt voor de Dageraad. Ik heb er pret in; en ik zou toch niet hebben willen schryven of corrigeren voor m'n ogen.
(Nu volgen zeer opgewekte brieven. ik kàn ze niet geven en ook niets er uit. Voor de kennis van den mensch Multatuli was alles noodig. maar ik kan ze niet geven aan publiek, en eigenlijk slechts aan zeer weinigen. De leuwerik jubelde in hooge sfeeren - hij wist niet dat i neer zou dalen naar omlaag - maar ik weet het. Ik weet dat hij stervende blootstond aan vertrapping en daarom doet zijn jubelen daar omhoog te zeer - omdat ik weet wat er volgde - ik kan 't niet geven aan 't publiek.
Reeds hier vangt de reactie aan.