maandag morgen.
In plaats van me bezig te houden met m'n lezing etc. ben ik weer aan 't cyferen geraakt. 't Is een mirage, telkens denk ik dat ik 't heb, en dan is 't weer mis. 't Is heel vermoeiend. Toch was dat de radicaalste manier om onafhankelyk te wezen.
Dat ik gister avond je brief niet op z'n tyd op de post deed was zoo. Ik had hem by me en at in de restaurant, met plan na 't eten hem te bezorgen. Nadat ik myn snyboonen op had kwam de knecht zeggen dat een heer die in de indise club zat vragen liet of ik daar was. Wie? ‘ik weet niet!’ Nu, ik wachtte even en daar kwam de man. 't Was een gepensioneerde majoor die nu burgemeester is van Woerden. Hy kwam net, veel sympathie enz. Neen, niet: enz, want er volgde op die sympathie niets. Hy was onlangs candidaat geweest voor de 2de kamer en als hy gekozen was, zou hy 't ze eens ferm gezegd hebben.’ Och! Nu, van achteren beschouwd had ik spyt dat ik niet terstond gezegd heb dat ik misselyk was van sympathie (want zoo is 't). Enfin, ik raakte met hem aan 't praten, en 't slot was dat ik je brief vergat. Ziedaar! Bovendien was ik kwaad over de heele ontmoeting. De man schreeuwde van pure sympathie, en in 't vervolg zal ik my tegen zulke ontmoetingen wapenen. De hoofdzaak kwam neer (natuurlyk) dat ik zoo mooi schryven kon. O god, dat verveelt me zoo. Ik ben misselyk als ik iets zie dat denken doet aan drukken of publiek. Enfin, hy had de controleur gesproken die te Lebak onder my diende, en die had gezegd ‘dat ik in alles de zuivere waarheid had gesproken.’ 't Helpt wat! Is 't niet bitter?
Gek, die ontmoeting heeft my bedorven voor myn lezing. Ik zal je dat uitleggen. Daar komt nu een man die 't uitschreeuwt dat ik zoo volkomen regt heb, en zoo ‘mooi schryf’ (en dat gelyk hebben in myn Havelaar ontkent niemand. Ook Sloet niet, de gouverneurgeneraal) wat heb ik dus meer te bespreken, of te beschryven? Zie je, ik vecht tegen een wolk die geen weerstand biedt, en zich weer aaneensluit na 't doorslaan. De verachting voor myn publiek maakt me onbekwaam. En dan heb ik eigenlyk niets te zeggen dan: och, of ik jelui dit of dat nu vertel, uitleg en betoog, 't blyft hetzelfde. Jelui bent toch te beroerd om een hand uittesteken. Zoo'n geest maakt me niet geschikt om een prettigen indruk te maken, en als ik dat niet doe komen ze nog schaarser weerom dan anders, en 't brengt niets op, en ik blyf even ver.