[28 juni 1864
Brief van Multatuli aan Mimi]
* 28 en 30 juni 1864
Brief van Multatuli aan Mimi. Afschrift-Mimi, folio 11-12. (M.M.)
Dingsdagavond. 28 Juni.
Er is een sterkte van geest noodig om niet te denken aan een noodlot dat ‘verbolgen’ is. Nu, ik heb die sterkte wel, maar begryp toch hoe men er toe komt om bygeloovig te worden. Zoo'n aaneenschakeling van verdriet, er is geen eind aan. Ik heb nog geen zegeltjes, en kan nog niet verzenden... Och, waar is de tyd dat ik zoo prettig lange brieven schreef over alles! Zoo kort geleden nog. En nu, nu word ik door niets beheerscht dan zorg. Alles wordt daar door bedorven. Neen alles niet... Ja, ik denk veel aan Tine en de kinderen, heel veel. Het drukt me en benevelt me, en ik heb oogenblikken die me in een toestand brengen zooals ik schetste in de MB. Krankzinnigheid is 't niet, want ik kan 't nagaan en ben heer over myn gedachten. Maar wel voel ik hoe de heerschappy kan ontsnappen aan een ander. Ik weet hoe men gek wordt, zooals ik weet hoe men zich voelt als men verdrinkt. Dat heb ik... 'n paar maal ondervonden.
Ik peins me suf en 't helpt niet.
Donderdag 30 Juni.
Ik ben den heelen dag bezig met zoeken naar een verblyf. Ik ga den bybel uit en zal belanden by Meyer op een zolder.
Je ziet hoe ik zwerf! Wees niet moedeloos, ik ben 't ook niet.
myn adres is: Librairie etrangère Kalverstraat 246.