[13 juni 1864
Brief van J. van Vloten aan Multatuli]
13 juni 1864
Brief van J. van Vloten aan Multatuli. Dubbel velletje postpapier met rouwrand, tot het midden van blz. 4 beschreven. (M.M.)
brisons là-dessus: genoeg daarvan.
Deventer, 13 Junij 1864
Waarde D.
Ook mij is het aangenaam geweest, dat gij die Deventer reis, met hoe betrekkelijk weinig vrucht in anderen zin, ondernomen hebt, daar zij mij uw persoonlijke kennis heeft doen maken. Ik stel die op hoogen prijs, en hoop, zij tot een blijvende vriendschapsbetrekking zal leiden. Lieden, die, als gij, met hun hart weten te leven, zijn te zeldzaam, dan dat het iemand, die dat evenzeer het eenige ware en geestrijke leven vindt, niet verblijden zou, er een enkele maal een zoodanige aan te treffen. Die bankier van ons maatschappelijk leven - logen - kan slechts door een onverdroten streven naar - waarheid, licht- en liefdevolle waarheid, op den duur overwonnen worden. Daartoe echter zijn ongelukkig de meeste onzer natuurgenooten te kortzichtig en flaauw, en doet het dan dubbel goed, eens een krachtig medestrever te ontmoeten.
Uwe vrouw heeft het bedoelde portretjen, met een allerliefsten brief gezonden, en wij zijn er haar te meer dankbaar voor, als zij er maar één bezat, daar dat van Eduard slechts in uwe gedachten schijnt bestaan te hebben. Ik heb haar, bij mijn woord van dank, een portretjen van mijne vrouw, met Willem, in de plaats gezonden, dat haar wel 't uwe niet vergoeden, maar toch eene voorstelling van uwe Deventer gastvrouw geven kan.
Uw vrijen arbeid heb ik, natuurlijk met veel genoegen, gelezen; uwe toezegging op bladz. 129: ‘zoodra ik goedvind’ enz. - en ‘misschien zal ik daarbij’ enz - deden den wensch bij mij ontstaan, dat gij dat voornemen hoe eer hoe beter eens volvoeren mocht, en een bro-