[1 juni 1864
Brief van Multatuli aan Mimi]
* 1 en 2 juni 1864
Brief van Multatuli aan Mimi. Afschrift-Mimi, folio 9. (M.M.)
Woensdag morgen.
Vreesselyke teleurstelling. Ik heb goed gesproken, dat weet ik. Maar er waren zoo weinig mensen dat ter nauwernood de zaal betaald kan worden, en in plaats van iets naar huis te kunnen zenden moet ik gaan bedenken hoe ik 't maken moet om hier uit Deventer te vertrekken. Ik zal maar niet lang uitwyden over myn verdriet. Och, die arme Tine!
Ik beken dat ik wat neergeslagen ben, maar ik zal me wel weer oprigten. Ik had allerlei reden om hier sympathie te veronderstellen en begryp niet wat de reden is van de trage opkomst. Ik was zoo bitter bedroefd toen 't acht uur was, en er nog byna niemand was. Ik stond op 't punt om te zeggen: och, gaat maar heen. Maar dat ware ruw geweest tegen de weinigen die er waren. Dus ik heb me vermand om te doen of de zaal vol was. 't Is bitter!
Ik ben lam en af en heb pyn in m'n rug van verdriet.
donderdag 3 uur.
Nog in Deventer. Men is verontwaardigd over den afloop van m'n lezing, en wil dat ik een andere impressie meeneem van Deventer. Ik ben sterk uitgenoodigd morgen avond 't weer te doen. Gister weigerde ik. Maar van morgen kreeg ik een brief van Tine dat er geen eten is. Dus ik zal.
Dit maal zal de zaal vol zyn, want ‘het was zoo brillant geweest.’ Duymaer van Twist heeft de bon sens gehad te bedanken voor z'n candidatuur. Er is roering hier, en 't is nog mogelyk dat ik iets bereik.