2. | Dat ik wel verre van dááraan te denken ondervonden heb hoe Uhoogedelgestrenge, eigen geldelyk voordeel in de waagschaal stelt ten behoeve van anderen. |
3. | Dat ik bereid en van plan ben UHoogedelgestrenge te bewyzen dat ik hierover altyd zoo gedacht heb. Nog voor weinig dagen heb ik aan een respectabel persoon gezegd: ‘de meening dat de Heer van Lennep geldelyk voordeel bejagen zou is bespottelyk. Zyn aard brengt juist het tegendeel mede.’ |
4 | Dat ik my verbind deze overtuiging heel duidelyk te openbaren met de nodige scherpte tegen hen die 't anders meenden, want ik ben er geraakt over. |
Ten slotte heb ik de eer U Hoogedelgestrenge te bedanken voor den innemenden toon van uwen brief die my zeer getroffen heeft.
Met de meeste hoogachting heb ik de eer te zyn
Uw hoogedelgestrenge dienstwillige Dienaar
Douwes Dekker
Rondeel 3 October 1863
Een vriendelyk verzoek. Ik weet niet hoeveel die gelden bedragen. Ook niet wat ik zal te betalen hebben aan den Heer Faber. Maar als U denkt dat er f 100 of f 200. overschiet, zoude U dan last willen geven zoodanige som nog heden te willen doen adresseren aan
Mad' Douwes Dekker
Rue de Berlin 31.
Bruxelles.
Men zit thuis erg in den brand.