Neen, Mimi, u opgeven in myn hart kan ik niet. Nu heb je smart, ja, maar lieve lieve engel, kun je je voorstellen welke smart je zou voelen als ik je opgaf? Stel eens dat je 't gelooven kon, zeg, weetje zoo zeker dat dit je kalmte geven zou? O Mimi, geloof my, dan eerst zou je smart voelen.
Maar wèl kan ik elke handeling myden, - voortaan elke uiting. En dat zal ik als je 't begeert. Ik deed immers altyd alles watje wilde!
Ik zal je niet groeten, niet schryven, niet zien. Meer kan ik niet. Vaarwel Mimi, myn lief kind myn fancy!
O gister, juist gister is dat kleine plantje weggezakt in de modder - juist gister!
Vaarwel Mimi - om uwentwil alles! vaarwel, wil je - neen niets meer.
Of ik geloof dat wy goed doen onze harten zoo stelselmatig te kwetsen - neen! Wat niet uit de natuur is, is zonde. O ware de straf op 't toegeven, leed aan myn zy! Dan zou zelfs dàt leed my genot geven. Al wat van u komt is my welkom zelfs de smart Mimi.
Och, blyf je hechten aan Marie A. Zy is innig, innig goed. Ik zeg u dat er geen vlekje op haar ziel is. Zy is reine natuur, en, in hare eenvoudigheid, onbewust verheven, 't Zal my een troost wezen dat zy u en gy haar blyft aanhangen.