| |
[4 juni 1863
Brief van Multatuli aan Mimi]
4 juni 1863
Brief van Multatuli aan Mimi. Twee dubbele velletjes postpapier, tot onderaan blz. 8 beschreven. (M.M.)
Datum op grond van een notitie in potlood, door Mimi op de brief aangebracht. Deze werd ingesloten bij die van 6 juni 1863.
Donderdag avend laat
Myn lieve Mimi, myn heerlyk kind, ik zet my om rustig aan je te schryven, 't is misschien goed. Zoo dikwyls wou ik dat doen en altyd hinderde my die vreesselyke spanning van ‘'n sluitteeken’ je weet wel. Tans nu er belangen van anderen in betrokken zyn, zou 't kleinheid wezen en pruderie van pligt om onvolledig te schryven. Ja zelfs, dikwyls vraag ik myzelf af òf wy goed deden ons zoo te spenen ook vóór de nu hangende zaak over T. Ik heb eigenlyk geen principes, geen zedestelsel, je weet ik volg m'n indrukken. Nu is mijn hart wel goed maar vaak dringt het my by keuze van handeling, àl te veel naar de offerzy. Het niet aandringen by jou op 't voortzetten onzer verhouding is misschien niet goed geweest. (Ik zeg: misschien. Nu nòg stel ik geen veiandering voor. De regten van je Papa, de ziekte uwer moeder, je lieve roeping om voor de kleineren te zorgen dat alles weegt heel zwaar. Maar er is ook tegen. En het is heel mogelyk dat ik het tegen niet zwaar genoeg heb laten wegen, juist omdat scheiding van u my zooveel kostte. Er is bedrog in offerzucht, evenzeer als in ordinair égoisme. Want ook offeren is vaak zelfzucht. Het idee smart te dragen opdat jy je pligten trouw zoudt vervullen verlokte my tot pynlyke zelfkwelling. Nog voel ik de aandoeningen van den avend toen ik je dagboek las, en nog zeg ik: ik had zoo graag willen sterven na daarin te hebben gezien datje my liefhad meer dan ik denken durfde.
Goed, goed, zonder nu te zeggen dat je anders doen moet, wil ik toch eens eindelyk een en ander opmerken wat ons misschien niet zoo gaaf had moeten doen toestemmen in betrekkelyke scheiding.
Lieve, verbeeld je eens wy waren getrouwd voor de wet, zouden we
| |
| |
dan ook ons zoo maar hebben laten van een rukken? Immers neen. en nu vraag ik je of 't nu mogt? Nu, omdat er geen contract was voor de wet? Of reken je je minder aan my verbonden? Ik aan U niet! Ik durf dit nu vooral zeggen wyl ik de laaste dagen van bittere ongerustheid over je zoo goed gevoeld heb hoe ernstig ik my je heele lot aantrok. Er is maar een ding dat my beletten kan openlyk voor je optetreden en je als myn eigendom te beschermen - dat is: je eigen wil. En die wil wordt bepaald door pligtbesef. Maar de vraag is of wy die goed beseften.
Want - ook omtrent jezelve heb je pligten. Ik spreek nu in de meening dat je my liefhebt als ik U. Welnu mag je dan dag in dag uit een moord begaan aan je eigen hart? Ben ik je niet de naaste? Ik heb denkbeelden te geven - behooren die niet jou? Mag jy my de uwe onthouden? Is 't billyk dat tans Truida, Franciska en Marie eigener met my zyn dan jy? De ideen die je schreef op 't blaadje in Truida's brief, kreeg ik nu langs 'n omweg, toevallig! Is dat alles goed? De ziekte van je mama heeft hare regten, maar ook uwe gezondheid, uwe zucht tot wryving, tot ontwikkeling, tot mededeelen en ontvangen, en al 't myne daartegenover - in één woord: onze liefde. Ja, Mimi ook ik heb regten op u. O denk niet dat dit alles preambule is tot het aftrekken van je andere pligten. Wees gerust, ik zeg nog je mama gaat vóór. Maar ik beweer alleen dat het volgen van je papa's wil niet zoo geheel en al, onverdeeld je pligt is.
Nooit viel my dit duidelyker in 't oog dan dezer dagen nu er andere belangen dan de myne werden gekrenkt door je - 'k weet er geen woord voor - door je puritanisme. Marie, met haar eenvoudig by den naam noemen heeft waarschynlyk 't ware woord gezegd: verkeerde opvatting van pligt! Je hebt Truida (die dol van je houdt, zy is een trouwe hartelyke gulle meid) bitter bedroefd. Ik laat nu de oorzaak van 't briefje daar (Straks kom ik er op terug) maar mogt jy haar onvoorbereid, ongetroost, ontoegesproken zelfs, zoo'n slag in 't gezigt laten ontvangen? Mimi, als dàt je pligt was, dan verklaar ik dat ik een pligtvergeten slecht mensch ben! Geen God zou my dàt kunnen wys maken!
Touchant was onze overeenstemming in de meening: Mimi moet bewaakt, opgesloten, gebonden zyn, om dàt toetelaten!’ Of - want beletten kon je 't niet dat je Papa schreef - of om niet hierheen te vliegen en te zeggen: Truida, dat komt niet van my! Ik wist later dat je
| |
| |
uit geweest was, en zeide 't Truida niet, dat zou haar een dolksteek geweest zyn, zoo als 't my indedaad was. Zy heeft indedaad geleden, Mimi en 't was aandoenlyk hoe wy ons afpeinsden om eene verontschuldiging te vinden voor je zwygen. Ik wou dat je alles gehoord had! Hoe wy den heelen dag luisterden naar de schel, hoe wy telkens vraagden - of vragen hoefde niet meer, we keken maar vragend: weet je iets van Mimi? Mimi, ik verzorgde je bloemenmandje en trachtte 't mos in 't leven te houden, en ik verzeker je dat het my tranen gekost heeft. Ik bewaarde den eersten dag de verflenste takjes, maar toen kwam ik op 't idee het mos in 't leven te houden, en telkens als ik nazag of 't lukken zou, vroeg ik my af wat meer kans had, uw hart of die teere worteltjes? En altyd was 't antwoord bitter! Want zag 't mos er flets uit dan zei ik: wel ja, dat plantje wil haar niet beschamen! En had ik weêr hoop dan hoorde ik myzelf zeggen: die zwakke tweemaal overgeplante vezeltjes zyn sterker dan zy! Ik kan je myn smart niet beschryven, en ook Truida was bitter bedroefd.
Nu vraag ik je, Mimi, is het pligt zooveel verdriet te doen? Als iemand je dat vertelt zeg hem dan dat hy liegt, en laatje hart (dat geregtvaardigd is, o goddank ja!) laat je hart dan 't wetboek zyn waarop je dementi berust. 't Zyn gekken of bedriegers die beter wetboek aanpryzen.
Je papa had reden (gegrond of niet) om zoo'n brief aan Truida te schryven. Wat kon je beletten haar uw handdruk te geven by voor, of terstond na dien brief? Wat?
Verzoek, bevel van je Papa? Je mogt niet gehoorzamen! Waarachtig, Mimi, je mogt niet! Had je Papa reden (de vraag blyft nog of die reden gegrond is) je omgang te verbieden, ik geloof dat je goed handelde daarin toetegeven altyd om byomstandigheden, want absoluut regt om jou, een volwassen meisje, een vrouw, een mensch, aan zulke banden te leggen, heeft je Papa niet) Maar je mogt niet toegeven in den hoogst wreeden onbillyken eisch dat je van Truida geen afscheid nemen zou, haar niet voor 't laast hartelyk zou toespreken. Daartoe bestond geen reden! Neem aan dat de oorzaak regt en geldig is, kan je Papa verklaren dat het schryven van een afscheidsbriefje of 't bezoek van één kwartier, u, hem, je mama of wie ook zou geschaad hebben? Ik blyf beweren dat het oordeel daarover aan jou staat, doch neem aan dat hy dat moet weten, ik vraagje kan hy dàt beweren? Die vor- | |
| |
dering is dus tyranniek! En, het toegeven dáárin was zwak, Mimi. Ik ben heilig overtuigd dat geen magt ter wereld Truida zou hebben teruggehouden van U, in omgekeerd geval.
En nu kom ik weêr terug op de vraag of 't goed is dat wy zoo gescheiden zyn? Als ik geregeld, kalm, zonder al die schokken met je in aanraking geweest was, zou je zoo niet gehandeld hebben, en nu nog bid ik je: maak dat goed! Niet om Truida te verzoenen (dat is niet noodig, geloof me) maar omdat je myn Mimi bent! Ik kan natuurlyk niet alles herhalen wat wy spraken. Ik had bittere gedachten in myn hart, en meestal hield ik ze binnen, maar heel enkel, met Truida alleen kwam 't er uit. Welnu om je de smart te karakteriseren, eens heb ik gezegd: ik had liever gehoord dat Mimi zich had overgegeven aan een man van de straat, dan te moeten gelooven aan zoo'n breuk in haar hart! En, zei ik er dan by, er moet dus iets achterzitten dat wy niet weten’ maar inwendig zocht ik vergeefs naar die onbekende oorzaak van je zwygen. en nu nog zeg ik je, je deedt verkeerd!
Ik raad je zeg aan je Papa dat je verkeerd deedt, zeg dat je hem zult gehoorzamen om der wille van je mama enz, voorzooverre je pligten dat indedaad meêbrengen, maar dat je mama niet zal beteren, noch de opleiding uwer zusters en broêr bevoordeeld door eene geheel gratuite, ongemotiveerde wreedheid. Datje toegeeft in pligtbesef, (door de verkeering aftebreken) dat je niet toegeeft in tyrannie door zonder grond iemand bitter te krenken die je liefhebt. (Nog eens, Truida vraagt niets! Zy en Franciska hebben zoo even een half uur met my zitten spreken. Zy heeft je innig lief, en denkt niet aan rancune. Maar my is 't een eerezaak geworden dat jy niet lafhartig schynt.
Wanneer je Annette niet alleen moogt laten, verzoek dan je papa zeer eenvoudig dat hy van tyd tot tyd je aflost van die drukkende taak. (Want nooit alleen te zyn is drukkend en 't bederft de gedachten.) Weigert hy dat. dan -- foei! Dan, ja dan zou je een maatstaf hebben van 't pligtbesef der mensen die zooveel spreken over pligt voor anderen!
O, ik heb je meer te zeggen! Maar nu dit: de oorzaak van 't briefje! Ik ga voorby wat ik onderging al den tyd toen ik dacht dat de zaak my gold, hetzy door 't ontdekken van myn verblyf hier, 't zy door god weet wat over my. Myn leven is zoo vol, dat iemand die my
| |
| |
wil benadeelen, beau jeu heeft. Goed, het geldt my dus niet. Ergo Truida of Jacques Hotz of Francisca. 't Is délicaat van je dat je 't my niet zegt - maar ik gis dat ik de reden weet, en ook dat je zweeg om Truida geen verdriet te doen. Je kunt aan Truida alles zeggen, alles, geloof my. Ik weet zeer goed wat ik zeg. Zy zelve recommandeerde my U dat te schryven, en zei er by: aan jou ook’ (d.i. aan my). Geen zaak ter wereld kon haar zoo grieven als uwe schynbare onhartelykheid. -
Toen ik van middag je brief kreeg was ik gelukkig alleen. Ik vloog naar myn kamer en heb niets gezegd. Ziehier waarom. Truida en ik hebben zamen geleden; een brief van U te hebben en dien niet met haar te deelen ware wreed geweest. Dit nu kòn niet. Ik moest dus alles voor my houden. Na den middag kwam Marie, en na haar vertrek, zeide ik:
‘eindelyk tyding van Mimi! 't Is niet om my - dus om U of Jacques (Hotz) of Franciska. Ik zal haar schryven en verzoeken dat ze 't je zegt.’
Ik scheen dit dus van Marie te hebben gehoord en ik kon myn brief, (myn heerlyken brief!) voor my houden! -
Onder meer redenen die my beletten den briefte toonen, was ook je opmerking over Franciska. Lieve, dat spyt my zoo! Franciska is met my heel eigen, heel vertrouwelyk, weet je nu wel zeker dat je opvatting van haar verkeer met A. juist is? Ik vind Francis lief en hartelyk, zóó is zy tegen my, en dit is voldoende om party voor haar te trekken, niet tegen jou, maar met jou voor de billykheid.
Nog iets, waarom schryf je my niets (of weinig) over Annette? Heeft ze je myn brief laten lezen? Ik had je graag willen spreken, ook daarover! Er komt veel misverstand door schryven, schichtig spreken, overgebragte woorden, - dat is jammer!
Hoe moet ik verklaren dat Annette zoo boos op my geweest is? Dat begryp ik niet. -
Hierby gaan de twee onverzonden brieven. Zie er uit of ik je lief heb, en ééne opmerking: bedenk dat ik in dat schryven je papa moest hard vallen, wyl ik moest gelooven dat je opgesloten was! Ik begryp 't nòg niet hoe men 't van je heeft gedaan gekregen zonder materiele dwang. -
Dat laaste briefje zou met de post worden verzonden. Gelukkig nog kwam Truida my oplettend maken ‘dat het niet geheel zeker was dat
| |
| |
je papa gehoord had dat ik er was, en dat dus in een tegenovergesteld geval je positie nog erger werd. -
Mimi, Myn Mimi - ik ben op je eer gesteld! En myn lief kind die zit niet alleen, niet hoofdzakelyk, ja misschien in 't geheel niet in wat de mensen meenen. Jezus zeide: niet wat den mond uit gaat &c. Welnu ik zeg: de eer zit boven en niet beneden den gordel, 't Klinkt fors, ik weet het wel, maar waarachtig er zyn schooner heiliger, fyner pligten dan de drie deugdjes die de wereld voor deugd geeft. Ook naar de wereld ben je deugdzaam, en ik zal waarachtig niets anders in je begeeren, maar lieve ontdoe je toch van 't fatsoenlyke idee dat die drie deugdjes alles is! Och kon ik je dagelyks zien en spreken! Wat nu bar klinkt en wat gewaagd, zou je in je opnemen en 't zou je kracht geven om jezelf te zyn. Want je bent een edel groothartig meisje. Dat zie ik, zelfs nu in deze zaak, waarin ik geloof dat je verkeerd deedt. -
Schryf me gaauw en veel. Ik heb je gloeiend lief, en juist daarom heb ik je zoo... rond geschreven. Ik kan niet velen dat er op jou iets zou aantemerken vallen. Och, ik wou je zoo graag spreken, nu vooral. Goeden nacht myn lieve engel, ben je niet boos dat ik geknord heb? 't is klaar dag. O kon ik je alles wat ik nu schreef, gezegd hebben! En kon ik je kussen, anders dan ik ooit deed -
Goed goed als je my maar liefhebt ben ik te vreden, al zag ik je nooit weêr. -
Ik heb je meer te zeggen maar ik heb slaap.
|
|