ik nu toegeef in 't uiten, waar blyft dan het slot dat gy eischt? En je hebt gelyk. Ik zeg het ook. Dus nu indedaad voor 't laast. Ik zal sober wezen in myn woorden.
Gister was ik heel onwel, maar niet om U. Er was my iets heel leelyks voorgekomen en dat had my geschokt in 't heilig gevoel dat ik voor en door U had. Anders had ik U gister al geschreven. Ja, wel mag uw papa trots op je wezen. Neen, je bent niet half. Juist dat heel opene (je dagboek!) jegens my, is de manier om jegens hem geheel je pligt te doen. Dat zal dan ook.
Analyseren, schiften, wat je hem schuldig bent, wàt aan je lydende moeder, komt nu niet te pas. Ook niet hoelang onze scheiding duurt.
Is dit nu een schraal antwoord op je heerlyke brief, op je dagboek die photographie van je ziel? Ja! 't is myn ridderlyke pligt je 't nietantwoorden makkelyker te maken dan my dit sluiten valt. O dat woord sluitteeken suist me in 't oor sedert eergister nacht.
Mimi mag ik je boekjes houden. Laat my mondeling antwoorden. Ja of neen. Zoo niet dan zal ik ze je weêr om sturen, zonder brief. Verbranden kan ik niet. 't zou me een moord schynen. -
Misschien verlies ik Marie (die innig goede Marie. Zy heeft verdriet om my. Minder dan jy had - maar ze heeft ook minder reden om 't te dragen. Als dat zoo is onthoud dan dat je my kunt vinden door aan Everdine te schryven. Niemand zal iets van U lezen. Zelfs zy niet. Ik zou 't haar willen geven. Maar zy vindt het niet goed. Niemand zal iets van U lezen o god neen. -
Dat briefje uit M. zal ik je zenden als 't nog bestaat - ik geloof 't wel - maar 't beduidt niet veel. Als ik 't zend, zal er niets by wezen, geen letter. Ik wil je niet verlokken tot afwyking.
O god Mimi, waar ik ooit koel of koud schyn, bedenk dat er valsheid is in elke toenadering van myn kant, vooral nu ik je dagboek heb gelezen en je stryd ken. -
Marie is by my. Als ik nu niet sluit, wanneer dan! Ziedaar, ik groet je en vereer je als een heilige.