de dat het niet edel was je te hinderen in de vervulling van je pligt, want Mimi, ik weet dat je my lief hebt en stryd voert. Dat voel ik, evengoed als ik gisteravend voelde dat je in huis was. Niemand zeide het my. In eens sprong ik op en vraagde: Is Mimi hier? Zonderling. Nu heb ik je tweemaal ontmoet, en ik weet waarachtig niet of 't voor my beter is dat ik je zie, of niet. Al den tyd dien ik je niet zag, meende ik 't zou misschien beter wezen als ik je ontmoette. Ik zou trachten je te depoëtiseren. Van een schim zou je lichaam worden, en proza van een gedicht. Maar 't is niet waar, Mimi. 't helpt niet. Wat ik gister avend onderging toen je binnenkwam, is niet te beschryven - en van morgen! De bruine sluier, dat is immers die! -
Na dat korte briefje van (den 8n) had ik je ook geantwoord, maar 't was weêr te hartelyk. Gister avend, na met Marie bij Mina te zyn geweest, schreef ik je. 't Ligt daar nog. 't Is weêr te hartelyk. En nu, nu wacht ik van U een brief, je hebt het my gezegd. Ik weet wat daar in staat. Daar in zal staan dat je 't huis van Hotz zult myden tot ik weg ben. ('t Is nu tien minuten over ½ 12, ik heb je brief nog niet maar dàt zal er in staan!)
Gister avend schreef ik je: ik mor. Nu mor ik weêr om dat briefje dat ik nog niet gelezen heb. O zeker, dàt zal er instaan. -
Waarom vraagde je of ik boos was? Waarom? Ik weet geen reden. Je zoudt die vraag gek vinden als je in myn hart kon zien.
Ik heb dikwyls 't plan gehad je Papa te schryven (met je voorkennis) en hem te zeggen dat het niet goed voor je was, my te poetiseren door 't verbod. ‘Ik zou zeker by haar dalen, als ze my dagelyks zag &c.’ Maar ik meen het niet, want ik heb je te lief om je niet aantesteken, en je zou my blyven zien door de reflexie van myn gloed. Ook heb ik gister en vandaag de ondervinding opgedaan dat het my niet helpt als ik je zie. Je bent en blyft my poesie - 't is 'n vervloekt werk. Ik ben er beschaamd over, en moest daarboven staan. Wat zou ik 'n ander kapittelen!
Kwart over één; 'k heb nog je brief niet. -
Marie A. is edel, ja eenvoudig edel. Ik zei haar onlangs dat ik -
Och waartoe dit alles. Ik wacht je brief, en zal stipt doen wat je wilt. Maar als je de familie Hotz mydt om my (lieve mensen!) dan ga ik weg. Dat mag niet. Ik ben je dankbaar dat je my daar gebragt hebt. Wat zyn ze hartelyk en opregt. -
Ik schryf je hakkelig en staccato. 't Kan niet anders. Ik wil m'n ge-