De wenk dat ik hier in de buurt iets dergelijks zou opzetten baat niet. V.S. begrijpt dat daartoe geld noodig is, en dat ik dat niet heb. Bovendien zegt hij dat hij in zoodanig geval net zoolang met verlies zou gaan werken dat de ander moest ophouden. Dit is gegrond. Van Son kan zooveel geld krijgen als hij wil. Hij heeft als jongmensch, als administrateur van zijne mama op Kedong Badok ca. f10.000 en van dit etablissement ca. f15.000, hetgeen nog stijgen kan, zoodat hij f25.000 's jaars heeft, buiten het aandeel in het vermogen van zijn moeder. Hij kan dus met geld spelen.
Daarbij zijn er maandelijksche uitgaven te doen, en ook moet men geld in handen hebben om goedkoop padie contant te koopen, zoodat, al was ik klaar geraakt, ik toch in den beginne zoude hebben moeten sukkelen.
Van Son spreekt er van om over een paar dagen naar Buitenzorg terug te gaan. Nu weet ik niet wat ik doen moet. Terug gaan? Dan kom ik thuis juist zooals ik ben uitgegaan, na alweer zooveel te hebben uitgegeven voor niets. Maar wat zal ik in godsnaam anders doen? Een paard koopen en over Java reizen? Overal waar men naar zaken vraagt zoekt men iemand die geld heeft. Bovendien schijnt ieder tegen mij te zijn. Iemand die zijn ontslag vraagt moet niet wijs zijn, of wel men zet een gezicht alsof men dacht: ‘daar zit zeker wat anders achter’.
Vele plannen malen mij door 't hoofd, maar voor alles is geld noodig. Ik heb er over gedacht naar Singapore te gaan, en hoe hard het mij ook vallen zou u eenigen tijd te moeten verlaten, zou ik dat echter doorzetten als het maar niet zoo vague was. De menschen daar zullen wel net zoo wezen als overal. Als ik er aan denk hoe ik wezen zou om iemand te helpen die in mijne positie was! Ik moet dien van Son bewonderen. Hij is jong, los, vrolijk, speelt met geld als het voor honden, paarden of meiden is, is in alles overigens fideel en gemakkelijk, maar zoodra komt het niet op het punt van zijn belang in zaken, of hij is de geslepenheid zelve. Het moet een knappe inlander wezen die hem een bos padie tekort doet. Ik heb van alle kanten op hem getracht te werken, en hij had eene bonhomie die mij telkens hoop gaf, maar zoodra ik de zaak aanroerde retireerde hij zich en hield zich of hij van niets wist. Vroeg ik dan bepaald antwoord, dan zeide