Volledige werken. Deel 9. Brieven en dokumenten uit de jaren 1846-1857
(1956)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 619]
| |
Aanmerking ten aanzien der onder no. 10, 11, 13, 16, 17, 32, 39, 40, 46 en 47, voorkomende zaken, gesteld naar aanleiding der missives Resident van Bantam, 1e en 11e April j.l. no. 457 en 520. De ondergeteekende heeft bij missives van 24e, 25e en 28e februarij, No. 88, 91 en 93 den Resident van Bantam medegedeeld, dat hij den Regent van Lebak, (die tevens is Lid van den Landraad en der Regtbank van Omgang) aanklaagde en verdacht respectivelijk van misbruik van gezag en van knevelarij, met verzoek dat hij in de gelegenheid zou gesteld worden die beschuldiging te staven en dat vermoeden tot klaarheid te brengen. Het kwam den ondergeteekende voor dat de behandeling van regtszaken (van welke sommigen trouwens reeds vijf maanden oud waren toen hij het bestuur der afdeeling Lebak aanvaardde) uit kieschheid behoorde te worden uitgesteld tot die beschuldiging en verdenking zouden zijn uitgemaakt en opgehelderd, dewijl aan den eenen kant de waardigheid der Justitie niet gedoogde eenen beklaagde in de mogelijkheid te stellen zich te beroepen op het voorbeeld zijns regters, en aan den anderen kant de ondergeteekende (voor zooveel de Landraad aangaat) zich onwaardig hield dien te presideren, zoolang er kon verondersteld worden dat hij ligtvaardig zoodanige beschuldigingen zou hebben ingebragt tegen een voornaam hoofd en oud Dienaar des Gouvernements. Het is niet de schuld van den ondergeteekende, dat op zijne zoo expressieve brieven van 24e, 25e en 28e februarij eerst op den 27en Maart werden ontvangen de Gouvernements beschikkingen van 23e Maart (besluit en Kabinetsmissive van dien datum No. 34 en 54). Het is niet de schuld des ondergeteekenden indien hij na het lezen dier beschikkingen zich zedelijk bezwaard gevoelde zaken van Regt te behandelen in Naam des Konings. Rangkas Betoeng, 14e April 1856. De op verzoek eervol ontslagen ambtenaar, Adsistent Resident van Lebak, Douwes Dekker. |
|