van de heer Assistent-Resident kom, omdat de heer Assistent-Resident nooit in mijn woning komt, zodat ik niet bij de heer Assistent-Resident aan huis durf komen als het niet voor het werk is, ook omdat ik nog niet weet wat de verlangens zijn van de heer Assistent-Resident of hoe zijn aard is.
Voorts is, op dinsdag 26 februari, de edele heer Resident bij mij aan huis gekomen en heeft mij gevraagd: Leeft de radèn adipatti in goede verhouding met de heer Assistent-Resident of niet, hoe is het, hebt u een grief jegens de Assistent-Resident of niet?... waarop ik ten overstaan van de edele heer Resident heb geantwoord: Over de goede verstandhouding mag ik nog niets zeggen, omdat de heer Assistent-Resident nog geen enkele order heeft gegeven betreffende het werk of het beheer van de afdeling, hetzij aan mij hetzij aan de hoofden.
Wat betreft grief, ik heb geen grief, omdat de heer Assistent-Resident volstrekt niets verkeerds jegens mij verricht heeft, behalve dat ik reeds order had gegeven om mensen te verzamelen voor het schoonmaken van de hoofdplaats, zoals hierboven reeds gezegd werd, dat die mensen reeds verzameld waren en dat de order van de heer Assistent-Resident toen was hen naar huis te zenden, zodat ik boepatti mij beschaamd gevoeld heb ten opzichte van mijn hoofden; desondanks heb ik het toch niet in mijn hart bewaard; zolang ik werkzaam was bij het hoge Gouvernement, in welks dienst ik nu reeds 42 jaar ben, heb ik nog nooit met iemand gekibbeld of gevochten, te meer niet met heren (chefs); mijn aard is zo, dat wanneer iemand mij graag mag, ik dit met graagte aanneem, met alle vreugde, maar wanneer men niet goed tegen mij is, dan zwijg ik, dan kan ik daar niet tegen op; zo was altijd mijn aard; zo heb ik het ook gezegd ten overstaan van de edele heer Resident, zo is de toedracht...
Rangkasbetoeng 1 april 1856.
Karta Natta Negara