(Exh. 4/13 55, No 17)
4/17 55, No 21)
Gezien een brief van denzelfden, dd. 6 april jl.
(Exh. 4/7 55, No 27)
Gezien den brief van den Wn Secretaris Generaal bij dit Dept, dd. 13 april jl. No 309.
En lettende op de verbalen van den 8 Nov. 20 Nov. 1854, No 2, 15 en 24 maart 1855, No 11.
Heeft goedgevonden,
te doen, de navolgende voordragt:
Aan den Koning
De Oost Indische ambtenaar met verlof hier te lande, E. Douwes Dekker, laatst adsistent resident en Magistraat te Amboina, - moet, overeenkomstig de bestaande verordeningen, geheel voor eigen rekening de terug reize naar Oost Indie bekostigen.
Toen het tijdstip van zijn vertrek reeds verstreken was en hij mijnentwege is herinnerd geworden aan de gevolgen welke uit een langer verwijl, zonder verlof, zouden voortvloeijen, heeft hij mij te kennen gegeven, dat zijne geldelijke middelen, door verschillende omstandigheden, zoodanig waren uitgeput, dat het hem onmogelijk was, de terugreis naar Indie, met zijn gezin te kunnen aannemen.
Ten einde uit de groote verlegenheid te geraken waar in hij zich bevindt, verzoekt hij thans, dat hem een voorschot van f2000. - moge worden verleend, om van zijn activiteits traktement te worden terug betaald, - terwijl hij mij heeft in handen gesteld, eene borgtogt, voor de rigtige terugbetaling van dat bedrag.
Bij de aan wanhoop grenzende omstandigheden, waar in zich de genoemde ambtenaar met de zijnen bevindt, - veroorloof ik mij eerbiedig, zijn verzoek aan de gunstige beslissing van U.M. te onderwerpen en HD. mitsdien voor te stellen, mij te magtigen tot de uitbetaling van het gevraagde voorschot; ten bedrage van f2000. -.
(twee parafen)
Ks
CFP