Ministerie van Kolonien.
's Gravenhage, den 20n November 1854.
Lett. A. No. 15.
De Minister van Kolonien,
Gelezen hebbende een rekest van den Oost-indischen ambtenaar E. Douwes Dekker, laatstelijk adsistent-resident, tevens magistraat, te Amboina, thans nog met verlof hier te lande, in dato 's Gravenhage, den 18 November 1854, houdende verzoek om hem, vóór zijne terugkeer naar Nederlandsch Indie, alsnog tot bevordering van zijne partikuliere belangen, te verleenen een buitenlandsch verlof, voor den tijd van ééne maand, tot het doen eener reis naar Belgie en Duitschland; zullende hij, na afloop dier reis, langs den zoogenaamden overlandweg naar Batavia vertrekken.
(Exh: 11/18 54 No. 35)
Gelet op het verbaal van 8 Novbr 1854 La A No 2/857
Heeft goedgevonden:
aan den rekestrant, bij extrakt dezer, te kennen te geven: dat het door hem gevraagde buitenlandsch verlof bij deze wordt toegestaan, mits hij zorge zich met ultimo Februarij 1855 (zijnde het tijdstip waarop zijn verlengd verlof geheel zal zijn verstreken) weder ter beschikking van den Gouverneur Generaal van Nederlandsch Indie, voor de dienst dáár te lande, te kunnen stellen, - wordende het overigens aan hem overgelaten om zich van eenen buitenlandschen pas (aan tevragen bij het Departement van Buitenlandsche Zaken) vóór zijn vertrek naar buiten 's lands, te voorzien.
(twee parafen, nl. van een ambtenaar en van Mr. Keuchenius)
Ks fe