[16 april 1854
Rekest van Dekker aan de Minister van Koloniën]
16 april 1854
Rekest van Dekker aan de Minister van Koloniën; met een bijlage. Deze tekst is in tweevoud aanwezig; éen exemplaar daarvan is door Dekker als duplicaat aangeduid. (Algemeen Rijksarchief, 's-Gravenhage. Fotokopie M.M.) Onderaan staat in potlood: Singel No. 331.
Aan Zijne Excellentie den Heere Minister van Koloniën te 's Gravenhage.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Eduard Douwes Dekker, Oostindisch ambtenaar met verlof in Nederland;
Dat hij ten gevolge van den nog steeds gedérangeerden staat van zijn zenuwgestel niet dan zeer bezwaarlijk tegen het einde dezer maand de terugreize naar Indie zoude kunnen aannemen, ter staving waarvan hij de vrijheid neemt Uwer Excellentie hiernevens een geneeskundig Certificaat aantebieden;
Dat adressant daarom, hoe ongaarne ook, zich genoodzaakt ziet zich te wenden tot Uwe Excellentie met het verzoek hem wel te willen verleenen eene verlenging voor den tijd van zes maanden van het hem bij besluit van Z.E. den Gouverneur Generaal van Nederlandsch Indie dd 1 Augustus 1852 No 1 verleend verlof;
Welk verzoek adressant bij dezen reverentelijk is doende.
Amsterdam 16 April 1854.
Douwes Dekker