of wel van zoodanig gedeelte van hetzelve, als bij zijn onverhoopt vóóroverlijden nog oningediend of onaangezuiverd mogt zijn.
En lettende op de verbn. van 23 Febr. 1853 La. A No 2
en 12 Septbr. 1853 La. A No 2
Heeft goedgevonden:
1o. aan den heer E. Douwes Dekker voornoemd, bij extract dezer, te kennen te geven: dat de Nederlandsche HandelMaatschappij te Amsterdam wordt gemagtigd om hem alsnu, op de gewone wijze, te doen uitbetalen een voorschot van drie maanden verlofstraktement, of wel eene som van f675. - (zes honderd vijf en zeventig gulden) en om vervolgens die som, bij termijnen van f 84.37½ 's maands, en derhalve over een tijdvak van acht maanden, te verhalen op het door hem, van en met den eersten Januarij 1800 vier en vijftig, te goed te maken verlofstraktement; - zullende mitsdien te dier zake, over het thans loopende kwartaal, geene inhouding worden bewerkstelligd.
2o. te schrijven:
Aan de Nederlandsche Handelmaatschappij.
Ik heb de eer der Maatschappij te verzoeken, om aan den Oost-indischen ambtenaar met verlof E. Douwes Dekker, over wien laatstelijk handelde mijne missive van den 12n September jl La. A No 2, met eenigen spoed, te doen uitbetalen het voorschot vermeld in mijne kopiëlijk hierbij gaande beschikking van heden, La. A No. 1, en voorts om de inhouding van dat voorschot, op de daarbij omschreven wijze, te bewerkstelligen.
(twee parafen, van een ambtenaar en van Weddik)
Wfe