| |
| |
| |
Dokumenten betreffende het vermogen van Tine's familie
Bijlage I
Testament van de heer en mevrouw Kleijnhoff-Verspijck. Gedateerd: 26 juni 1767. (Oud-Notarieel Archief van Culemburg. Rijksarchief in Gelderland, Arnhem). Fragment.
Mutueel testament van den Heere Christiaan Kleijn Hoff en Vrouwe Huberta Verspijck Echte Lieden.
Nu van Nieuws willende Disponeren, Verklaaren zij comparanten sonder eenige persuasie ofte dwang van ijmand, Neen maar uijt hunnen onbedwonge Vrije wille en uijt oprechte Liefde en Affectie Elkanderen reciproquelijk, over en weder over, en dus de Eerst stervende aan de Langst levende van hun beijde uijt hunne vrije en Allodiale Goederen, welke de Eerst Stervende zal komen na te laaten, te legateeren eene Summa van Tienduijsent Carolij Guldens,
Ten tweeden verklaaren zij Comparanten Elkander over en weder, en dus de Eerst stervende aan de Langst levende van hun beijden, nog te Legateren hunne Huijsinge en Erve staande ende gelegen alhier binnen Culemborg aan de Oost zijde der Ridderstraat bij de comparanten zelfs bewoond werdende voorts ook alle de boeken en Rariteiten, imboel, Huijsraad, Linnen en wollen en Kleederen, 't zij al het zelve hier, of op Enspijck, ofte Elders mogte wesen en gevonden worden, waar van Egter wel expresselijk word uijtgesondert gemunt, en ongemunt, Goud en Silver, juweelen, paarlen, en andere kleinodien,
Ten Derden verklaaren de Comparanten Over, en weder, en dus de Eerst Stervende aan de Langst Levende van hun beijden, mede te legateren zodaane Paarden, Koetse, Chaise, en wagens, ook jagten en schuijten met alle het geene dat tot 't gemelde is behoorende, zo als het bij de Eerst stervende zal worden nagelaten,
| |
| |
Wijders verklaarden zij comparanten Elkanderen reciproquelijk over, en weder over, en dus de Eerst stervende aan de Langst Levende van hun beijden te maken en te bespreken, den vollen en vrijen Lijftogt en vrugt gebruijk van alle hunne overige vrije en allodiale goederen, zo als de Eerst stervende bij den dood ontruijmen en nalaten zal, zo roerende als onroerende, Actien en Crediten nietswes dan 't alleen hier vooren gelegateerde daar van uijtgesondert, en dat om alle de zelve bij de Langst levende zijn, ofte haar Leven lang geduurende te worden behouden en beseten, ten regten Lijftogten, en ten Lijftogten Regten; alles egter voorbehouden en onvermindert de Legitime portie der comparanten natelatene kind, ofte kinderen na regten competerende.-
Bijlage II
Boedelscheiding inzake de nalatenschap van mevrouw H. Kleijnhoff-Verspijck, gedateerd 6 januari 1793. (Oud-Notarieel Archief van Culemborg. Rijksarchief in Gelderland, Arnhem)
De navolgende tekst omvat uit dit zeer omvangrijke stuk alleen de hoofdzaken.
Staat, Begrooting en Acte van Scheidinge van den Boedel en Nalatenschap van wijlen den WelEde Gestr: Heer Christiaan Kleijnhoff en de welEde geb: vre Huberta Verspijck, in leeven Egte lieden. In dato 6e Januarij 1793.
Dat zij Vrouwe Huberta Verspijck, weduwe Kleijnhoff, zonder eenige nadere Dispositie te hebben gemaakt of gepasseert, mede dezer wereld is overleeden, en wel op den 18e April 1792,
Nalatende tot Haare eenige en universeele Erfgenaamen, haare kinderen, met naamen,
1. | Christiaan Fredrik. |
2. | Dorothea Francoisa, geh. m. Jean Camijn. |
3. | Agnita Huberta. |
4. | Anna Christina. |
5. | Everdina, geh. m. Willem Lodewijk van Wijnbergen. |
6. | Adriana, geh. m. Willem Carel Graevestein. |
7. | Helena Johanna. |
8. | Huberta. - |
| |
| |
Bedraagende de Baaten des Boedels alzoo te samen eene summa van Een honderd zeven en vijftig duijzend, drie honderd agt en twintig guldens en vier stuijvers, zegge |
f157 328 - 4 |
Van welke Baaten des Boedels, afgetoogen moeten worden, de navolgende schulden en lasten etc. te samen uijtmakende |
f 7 462 - 12 |
Welke schulden en lasten afgetoogen van voorsz: Baaten, zoo blijft zuijver deelbaar eene summa van Een honderd negen en veertig duijzend, agthonderd, vijf en sestig guldens en twaalf stuijvers zegge |
f149 865 - 12 |
Welke in agt portien gesplitst zijnde, zoo beloopt 't gunt ijder der Erfgenaamen daarin competeerd eene summa van agtien duijzend zeven honderd drie en dertig guldens en vier stuijvers, zegge |
f 18 733 - 4 |
Blijkens de artikelen 31-35, 58, 85-88, 116, 125, 127 en 132 van de bovengenoemde Staat werd dit bedrag aan Everdina van Wijnbergen-Kleijnhoff uitgekeerd in de navolgende posten:
De Hoffstede en Landerijen op Enspijck, bij Erfmaaggescheid. |
7800. - |
De Portie, welke zij in de kooppenningen der Echtelse Thienden reeds hadde ontvangen en genooten |
3326 - 5 |
een obligatie groot in capitaal Een duijzend guldens, ten lasten Holland en westfriesland |
762 - 10 |
een obligatie met desselfs Duplicaat, ten lasten van de Oost Indische Compagnie, ter Camere Enkhuijzen, groot in capitaal Een duijzend guldens |
862 - 10 |
als voren |
862 - 10 |
als voren |
862 - 10 |
als voren |
862 - 10 |
een onderhandse schuldbekentenis groot drie en sestig guldens |
63-: - |
'T gunt zij genooten heeft in 't gemaakte zilverwerk |
182 - 18 |
't bij Haar welEde Genooten in de juweelen van de overledene |
150-: - |
| |
| |
Wijders 't geene zij Vre Everdina Kleijnhoff genooten heeft in 't Porcelijn, Meubelen en Huijsraad |
477-: - |
en tot Supplement van Haare Erfportie, in contant geld eene summa van Twee duijzend vijfhonderd een en twintig guldens en elf stuijvers zegge |
2 521 - 11 |
Makende tesamen de Erfportie of 1/8e gedeelte in de Nalatenschap der ouderen van haar Vre Everdina Kleijnhoff, ter voorschrever summa van |
18 733 - 4 |
Bijlage III
Aangifte der nalatenschap van Tine's grootvader, C.L. Fischer. (Rijksarchief in Noord-Brabant, 's-Hertogenbosch)
Memorie van Aangifte der Nalatenschap van Wijle den Heer Carel Lodewijk Fischer
De ondergeteekende Mariana Arnolda Fischer echtgenote Van en geadsisteerd door den Heer Carel van Wynbergen, tweede Luitenant by de 15de afd: Nationale Infanterie in garnisoen te Antwerpen; en Henriette Elizabeth Fischer, meerderjarig, zonder beroep, te Breda, Provincie Noord-Braband,
kiezende domicilium ten huize van de tweede ondergeteekende te Breda, in de Brugstraat Wijk B No. 232,
verklare; dat de nalatenschap van hunnen Vader Carel Lodewyk Fischer, in leven gepensionneerd kapitein overleden den zesentwintigste January 1823 te Zundert en laatst gedomicilieerd geweest te Breda door Voornoemde zyne kinderen, ab intestate zoude geërfd worden doch thans onder beneficie van Inventaris is aanvaard, en verklare zij voorts, dat tot deze nalatenschap geene onroerende goederen behooren, en dat door dit overlijden geene fidei commis gedevolveerd, noch vruchtgebruik vervallen is; mitsgaders dat door niemand, buiten de voormelde Erfgenamen, iets uit deze nalatenschap wordt genoten.
Breda den 22e July 1823
M. van Wijnbergen geb: Fischer
Bn van Wijnbergen Lt.
H: Fischer.
| |
| |
Bijlage IV
Aangifte van de nalatenschap van Tine's moeder, M.A. van Wijnbergen-Fischer. Ongedateerd, maar blijkens andere aantekeningen uit juni 1824. (Rijksarchief in Noord-Brabant, 's-Hertogenbosch)
De toevoeging ‘Fischer’ achter de namen der kinderen is een vergissing.
Negatieve aangifte der Nalatenschap van vrouwe Maria Arnolda Fischer.
De ondergeteekende Carel Frederik Jan Pieter van Wijnbergen, tweede Luitenant bij de 15e Afd: Nat: Infanterie, in Garnizoen te Antwerpen, met verlof te Breda woonachtig als Vader en wettig voogd over zijne nagenoemde minderjarige Kinderen kiezende domicilium ten huize van hem zelve
te Breda, in of op de Groote Markt Wijk D No. 13
verklare:
dat voornoemde myne Echtgenoot vrouwe Maria Arnolda Fischer den 20 December 1823 te Breda is overleden en laatste gedomicilieerd is geweest te Breda
dat door den overledenen niets hoegenaamd, van eenige waarde, en dus ook geene onroerende goederen zijn nagelaten, en dat door dit overlijden geen fidei commis gedevolveerd, noch vruchtgebruik vervallen is; terwijl in geval van nalatenschap erfgenamen zouden zijn de ondergeteekende zijne minderJarige kinderen, met namen Everdina Huberta, Henriette Maria en Sophia Louisa Fischer.
Van Wijnbergen Lt.
Bijlage V
Aangifte der nalatenschap van Tine's vader, C.F.J.P. van Wijnbergen. (Rijksarchief in Noord-Brabant, 's-Hertogenbosch)
Memorie van aangifte van den Boedel en Nalatenschap van wijle den Heer Carel Frederik Jan Pieter van Wijnbergen, overleden onder Ginneken den negen en twintigste October achttien honderd negen en twintig.
De ondergeteekende Everdina Kleijnhoff, Douarière van wijle den Heer Willem Lodewijk van Wijnbergen, wonende te Breda,
| |
| |
in de ridderstraat wijk A N. 415 alwaar Zij opzichtens deze Memorie van aangifte Domicilium verkiest.-
Verklaard, in hoedanigheid van Grootmoeder en krachtens Artikel 402 van het thans vigerend burgerlijk wetboek, wettige Voogdesse over de drie nog minderjarige kinderen haars Zoons, Carel Frederik Jan Pieter van Wijnbergen, in huwelijk verwekt met Maria Arnolda Fischer, met namen Everdina Huberta. - Henriette Maria. - en Sophia Louisa. - van Wijnbergen.
Dat, evengemelden haren Zoon op den negen en twintigste October achttien honderd negen en twintig onder Ginneken is komen te Overlijden en tot Zijne eenige en Universele Erfgenamen heeft nagelaten Zijne bovengenoemde drie minderjarige kinderen.-
Dat dezelve geene vaste goederen heeft nagelaten en er door Zijn afsterven geen fidei commis gedevolveerd noch eenige lijftocht afgestorven is.
Aldus deze Memorie van aangifte opgemaakt onderteekend en ter kantore van het regt van Successie gevestigd te Breda, ingediend den acht en twintigste April achttien honderd dertig.-
E. Kleijnhoff
Douariere van Wijnbergen
Bijlage VI
Brief van Mevrouw J.G. van Wijnbergen-D'Aulnis aan haar schoondochter Mevrouw E. van Wijnbergen-Kleijnhoff, gedateerd 24 juni 1819. Fragment. (M.M.)
Caroline: Mevrouw Wed. C.F. van der Hucht-van Wijnbergen, de schoonzuster van Mevrouw E. van Wijnbergen-Kleijnhoff.
Myn boel zal gemakkelyk gedeelt kunnen worden want ik heb niet als gevestige obligatien en de Lawyk en zoo myn Broer voor myn sterft de Halve Flierder Tient, verder heb ik niet als Lyfrente, want heb geen stuk meubelen het zilver heb ik toen verdeeld, toen gy getrouwt zyt, en het pellegoed, en myn lyf goed krygt caroline Teegen dat geen wat Uw man in contante genoten heeft dat juist niet Evenredig is maar Caroline is er mede te vreden en is zoo nauw geset Eerlyk op dat stuk dat zy liever zouw van het haare missen, als dat zy meer begeeren te hebben, weest daar van versekert.
| |
| |
Bijlage VII
Brief van Mevrouw C.F. van der Hucht-van Wijnbergen aan de Heer P. Holle, gedateerd 17 april 1826. Fragment. (Eigendom van Mevrouw P. Fabius-van der Brandeler te Baarn)
Rampen hebben mijn vermogen zo beperkt, dat ik Fatzoenlyk leven kan, doch ben buiten Staat gesteld, een mijner Kinderen bij hun Huwelijk Jaarlyks its mede te kunnen geven, en Hoewel men naar geene grootheid haakt, is het toch onvermijdelijk nodig Verzekerd te zijn van een matig in komen om in Zijnen Kring Burgelyk te kunnen leven.
Bijlage VIII
Brief van J.P. van der Hucht aan Mevrouw E. van Wijnbergen-Kleijnhoff. Gedateerd 21 september 1832, geschreven enkele maanden na de dood van Mevrouw J.G. van Wijnbergen-D'Aulnis. (M.M.)
Waarde Tante!
Het zal mij bijzonder aangenaam zijn van Uhwgeb. te mogen ontvangen eene duidelyke opgave der voornamen van de meerderjarige en minderjarige Erfgenamen van Grootmoeder - zynde Uwhgebs beide dochters en de kinderen van wylen Neef Karel - ook die des Voogds en toezienden Voogds van deze minderjarigen - waarschynelyk is Uhwgeb voogdesse en dus dan van Uhwgeb zelve.
Er moet request gepresenteerd worden aan de Regtbank te Amersfoort, door de meerderjarige Erfgenamen tot verkoop der vaste Goederen.
De voogd der minderjarigen wordt dan door de Regtbank geraadpleegd, die dus procuratie op een' procureur te Amersfoort zal moeten geven, om toetestemmen; doch hierover zal ik Uwhgeb dan wel nader schrijven.
Neef Holtzhalb wenschte gaarne uithoofde van ZynEds reeds gevorderde Jaren dat de procuratien door de Erfgenamen tot verkoop der vaste goederen, werden gegeven aan den Heer Johs Kerkhoven myn Zwager, die wel op zich heeft willen nemen, om dan by die verkoopen te Wageningen en te Nymegen, de gezamenlijke Erfgenamen te representeren - Zyded
| |
| |
zelve grondbezitter zijnde is met zulke zaken bekend en aan hem dus goed toe betrouwd. Ik twijfel niet of zulks zal ook U Hwgebs goedkeuring wegdragen.
Zoodra de procuratien vereischt worden, zal ik die nader aanvragen en welligt de Concepten daartoe overzenden.
De vaste goederen bestaan in de Laawik en eene halve tiend te Wageningen - en in een stuk land aan de overzijde van Nijmegen - Nog heeft Grootmoeder à deposito uitstaan f1000 - en bezat Haared. f2000 - certificatien 2½ Werkelyke Schuld en eene inschryving op het Fransche Grootboek welke Jaarlyks 150 francs rente geeft. Voor eenigen tyd te Baarn bij Moeder zijnde, zoo sprak ik met Haared over Uhwgebe en nam toen op my om Uhwgebe te schrijven, omstandigheden van allerlei aard, ook de bevalling van mijne Vrouw, heeft my zulks doen uitstellen, geliefd lieve Tante! my daarin te verschoonen de schuld ligt aan my en niet aan myne beste Moeder.-
Morgen hoop ik Moeder te spreken en Haar dan te onderhouden over een zeker pensioen fonds te Haarlem, waaruit Militaire en Domine's weduwen trekken, en of daarop ook voor Uhwgeb kon gewerkt worden. Het zoude my regt aangenaam zijn, in dien daar aan iets te doen ware, en zoo ja, dan zal ik er dadelyk myn werk van maken.
Ik moet mij verwonderen, Waarde Tante! dat ik het genoegen nog niet heb Uhwgebe of een der nichten persoonlyk te kennen, mogt zich daar eens spoedig de gelegenheid toe voordoen, dit zoude my aangenaam zyn,
Myn broeder Willem, die Uhwgeb als vrywillige jager hebt leeren kennen, is thans op reis naar Noord America en verder naar Batavia, hy zal nog wel eenige maanden uitblijven - het overlyden van Grootmoeder heeft hij nog voor zyn vertrek aan den Helder vernomen.-
Ontvang benevens onze Nichtjes ook namens myne vrouw de hartelykste complementen en de verzekering van mijne hoogachting.
Uhwgeb DWDienaar & Neef.
Amsterdam 21 September 1832.
J.P. van der Hucht
| |
| |
Bijlage IX
Rekest der erfgenamen van Mevrouw J.G. van Wijnbergen-D'Aulnis; gedateerd 19 juli 1833, gericht aan de Rechtbank van Eersten Aanleg, zitting houdende te Amersfoort. (Rijksarchief in Utrecht)
Het rekest werd ingewilligd op 23 augustus 1833. Het aandeel van Everdine was een achttiende deel. (Rijksarchief in Utrecht)
Geven met eerbied te kennen Caroline Frederica van Wynbergen, weduwe Albertus van der Hucht, buiten beroep wonende te Baarn, - Everdina Van Wynbergen en Wilhelmina Carolina van Wijnbergen, buiten beroep wonende te Breda.
Dat op den een en twintigsten Juny des gepasseerden Jaars te Baarn voornoemd is overleden Vrouwe Judith Geertruid D'Aulnis de Bourouill weduwe van den Hoogwelgeboren Heer Lambert Floris Baron van Wynbergen, nalatende tot hare Erfgenamen voor de eene helft hare dochter de Requestrante Carolina Frederica van Wynbergen en voor de wederhelft hare kleindochters de genoemde Everdina van Wynbergen en Wilhelmina Carolina van Wynbergen voor twee derde parten, mits gaders de nagelatene minderjarige kinderen van haren overledenen kleinzoon Carel Frederik Jan Pieter van Wynbergen, genaamd Everdina Huberta van Wynbergen, - Henriette Maria en Josphia Louisa van Wynbergen, te zamen voor een derde part.
Dat de Requestranten met de gedachte minderjarige kinderen over welke voogdesse is, derzelver grootmoeder Vrouwe Everdina Kleijnhoff douairière van Willem Lodewijk Baron van Wijnbergen en toeziende voogd de Hoogwelgeboren Heer Louis Theodore Francois Wernard Baron van Boucop Majoor wonende te -
uit die nalatenschap zyn opgekomen en diensvolgens door hun gemeen en onverdeeld worden bezeten, de volgende vaste goederen:
Onder Wageningen
Een Bouwplaats genaamd de Lawick, bestaande, in een huis gemerkt letter B N 212, met annex achterhuis, daarby staande schapenhok, varkenskot, hooi of zaadbergen daarby gelegen tuin, boomgaard, vyf kampen weiland, benevens eene kamp
| |
| |
bouwland, te zamen groot Tien Bunders acht en vyftig roeden en tien Ellen, belend ten Oosten de Roomsch catholyken kerk, ten westen de Rhijnsteeg, ten Zuiden de eigendommen van de stad Wageningen en ten Noorden Mejuffrouw de Weduwe Jan van Ommeren en de erven wylen den Hoog Welgeboren Heer E: I: Baron van Golstein.
Onder Lunteren Kanton Eede
De helft in eene tien genaamd de Flietertiend geheven wordende uit landen onder Lunteren voornoemd gelegen.
Onder Oosterhout.
Een perceel weleer wei nu bouwland de martelaars weide genaamd groot circa vier bunders drie en veertig ellen, belend ten oosten de Zeeg - ten Westen Mevrouw van Golstein, ten noorden Jan Koster en ten Zuiden Johannes Maters en Dirk van Doorn. En nadien het Requestranten niet gelegen komt, die gemeenschap langer te continueeren, wenden zij zich tot deze Regtbank, reverentelyk verzoekende, dat het dezelve behagen zal, om ingevolge artikel 2 en 3 der wet van den 12 Julij 1816, tot dien verkoop de vereischte autorisatie te verleenen.
Bijlage X
Memorie van Successie inzake de nalatenschap van Tine's grootmoeder, Mevrouw E. van Wijnbergen-Kleijnhoff. (Rijksarchief in Gelderland, Arnhem)
De woorden tussen vierkante haakjes staan in de oorspronkelijke tekst in de marge.
Ingediend den 1 julij 1851 Dagr. Dl 12 Fo 156 No 621 Regist. der sterfgevallen no. 4 Art. 908 oud |
Memorie van aangifte der nalatenschap van Vrouwe Everdina Kleinhoff, gewoond hebbende te Wageningen en op den 3 april 1851 aldaar overleden. |
De ondergeteekenden Everdina van Wijnbergen, Wilhelmina Caroline van Wijnbergen ongehuwd meerderjarig wonende te Wageningen.
domicilium kiezende ten kantore van den notaris G. Hondius te Wageningen
| |
| |
verklaren
Dat op den 3e April; 1851 te Wageningen is overleden Vrouwe Everdina Kleinhoff weduwe den Hoog Welgeboren Heer Willem Lodewijk van Wijnbergen
Dat door deszelfs overlijden geen fidei commis is gedevolveerd of vruchtgebruik vervallen.
Dat tot die nalatenschap geregtigd zijn:
de aangeefsters elk voor één derde en de kinderen [Geene procuratie achtergelaten en de kinderen onbekend.] van hunnen vooroverledenen broeder den Hoog Welgeboren Heer Carel Fredrik Jan Pieter van Wijnbergen, wonende te Tjanjor (Preanger-Regentschappen-Java) te zamen voor één derde. Dat tot die nalatenschap geene andere dan roerende goederen behooren.
E. van Wijnbergen
W.C. van Wijnbergen.
Bijlage XI
Beschikking van de Minister van Oorlog op een rekest van Tine's tantes, Everdina en Wilhelmina Carolina van Wijnbergen. (M.M.)
Bureau Personeel en Militaire Zaken
No. 4 B
De Minister van Oorlog,
Gezien hebbende Zijner Majesteits besluit van den 30 Juny ll No. 49
Brengt ter kennis van E. en W.C. van Wynbergen
dochters van wylen den Ritmeester W.L. van Wynbergen
woonachtig te Wageningen
dat het Hoogstdenzelven behaagd heeft, aan haar bij voorgeschreven besluit eene gratificatie toe te leggen van
Zestig gulden (60.-)
met afwyzing van het verzoek om pensioen.
wordende hierbij aan de belanghebbende, in voldoening van voormelde gratificatie, een assignatie van betaling gezonden.
's Gravenhage, den 8 July 1851.
van Sprengler
|
|