Gunstiger lagen de mogelijkheden in de richting van Tine's grootmoeder van vaders zijde, Everdina van Wijnbergen-Kleijnhoff. Zij stamde inderdaad uit een zeer rijke familie. Haar vader, Christiaan Kleijnhoff, ofschoon waarschijnlijk van geringe afkomst, was chirurgijn geweest in Batavia, en had het daar gebracht tot Stadsdokter titulair en lijfarts van de Gouverneur-Generaal Jacob Mossel. Hij repatrieerde in 1763, kocht in Culemborg twee huizen van respectievelijk f3000 en f4220, en werd al spoedig na zijn vestiging aldaar burgemeester, en heer van Enspijck. Volmachten uit de jaren 1765, 1766, 1770 en 1785, te Arnhem aanwezig in het Rijksarchief in Gelderland, bewijzen dat hij ook financiële belangen had bij de Oost-Indische Compagnie en zelfs in Frankrijk. Een testament uit het jaar 1767, tien jaar voor zijn dood, geeft enigermate een indruk van zijn vermogen (Bijlage I). Duidelijker nog blijkt dit uit de boedelscheiding, gemaakt in 1792 nadat ook zijn vrouw, Hubarta Kleijnhoff-Verspijck, was overleden. Haar nalatenschap werd geschat op ongeveer 150 duizend gulden, van welke som elk der acht kinderen dus ruim achttien duizend gulden erfde (Bijlage II). Maar het spreekt vanzelf dat Tine's grootmoeder dit kapitaaltje, waaronder vrijwat effecten die in de Franse tijd veel van hun waarde zullen hebben verloren, geheel heeft opgeteerd in de twaalf lange jaren dat zij in Holland alleen stond voor de opvoeding van haar drie kinderen, terwijl haar echtgenoot als militair in Engeland was. Diens dood bij Quatrebras, een jaar na zijn terugkeer, heeft het onmogelijk gemaakt, hun vermogen ook maar enigszins te herstellen. De laatste kans daartoe lag nog in de carrière en eventueel het huwelijk van haar enige zoon. Diens carrière werd echter afgebroken door de gevolgen van een verwonding, die hij had opgelopen in de slag bij Quatrebras. Toen hij in 1829 zonder vermogen gestorven was (Bijlage V), vroeg zijn moeder
tevergeefs voor de drie jonge dochtertjes om enig pensioen (Werken VIII, blz. 692).
En wat zijn huwelijk betreft: Maria Arnolda Fischer kwam zeker niet uit een gefortuneerd gezin, al was haar vader verwant met de Zwitserse Fischers, en al hadden deze inderdaad enorme kapitalen vergaard als pachters van de posterijen gedurende anderhalve eeuw (1675-1832). In hoeverre hijzelf, Tine's