mitsgaders op Onze besluiten van den 14 September 1845, No 45, en 6 November 1847, No 61.
Hebben besloten en besluiten
Art. 1.
De personen, vermeld op de lijst, aan het tegenwoordig besluit gehecht, kunnen bij voorkomende gelegenheden tot plaatsing en wanneer Onze Gouverneur Generaal over Nederlandsch Indië dit oorbaar acht, door hem worden beschouwd als bezittende het radikaal van Indiesch ambtenaar der 1e of 2e klasse, naar mate zij den graad van Doctor in de regten al of niet bezitten.
Art. 2.
Vermits de beslissing in art. 1 geen ander doel heeft, dan dat, uitgedrukt in den aanhef van art. 13 van Ons besluit van den 6 December 1842, No 59, zal daaruit geenerhande regt voortvloeijen op het bekomen van het wachtgeld, bepaald bij art. 8 van datzelfde besluit.
Art. 3.
Wanneer zich, onder de personen, bedoeld bij art. 1, de zoodanigen bevinden, die zich inmiddels in ondernemingen van landbouw hebben begeven, zullen zij daarvan moeten afstand doen van het oogenblik, dat hun eene benoeming tot eenig ambt ten deel valt.
Het effect van Onze tegenwoordige beschikking willende erlangen, zullen zij in allen geval, daartoe door Onzen Gouverneur Generaal uitgenoodigd, zich van die ondernemingen moeten hebben ontdaan, vóór den 1 Januarij 1850.
Onze Minister van Kolonien is belast met de uitvoering dezes. 's Gravenhage den 17 December 1848.
De Minister van Kolonien,
G.L. Baud
Willem.