[30 maart 1846
Twee brieven van Dekker aan Tine]
30 maart 1846
Twee brieven van Dekker aan Tine.
Eerste brief, ongedateerd; klein dubbel velletje postpapier, waarvan twee kantjes beschreven. (M.M.)
Beste lieve bruid! Ik ben waarlijk heel verdrietig over de zaak, maar gij moet er U maar niet over bekommeren. - Ik heb goed nagedacht wat ik doen moet - en daarop heb ik U den brief geschreven die hier bijgaat. Zend dien brief aan Mevr. v.d. H., met dat Notaatje er in, en zeg daarbij ‘Zie dat schrijft Dekker’. - Ik sta er op dat men mij niet van insoliditeit verdacht houde en daarom is het noodzakelijk dat men op P.S. mijn brief leze - Schrijf er dan bij wat ge wilt, maar zend mijn brief zeker, er staat niets in wat niet ieder lezen mag. - Ik had over v.d. H. heel anders kunnen schrijven, maar natuurlijk heb ik mij ingehouden. Zijn gedrag is schandelijk. foei, durft hij zoo iets zeggen, die zelf zijne familie gebrek liet lijden - Gelukkig dat ons lot niet van Zijne opinie afhangt. - Wees maar gerust, lieve beste bruid, ik heb U innig innig lief, en al liep ons alles tegen, - wij hebben aan elkander genoeg. - Vaarwel mijn engel tot den 5n.
Ik zeg daar den 5n en ik geloof het ook, maar beste, als het nu eens den 6n was, wees dan niet verdrietig. - Ik heb veel te doen, en Donderdag moet ik den ganschen dag van huis, naar Tjibekker, dat is een dag verlies voor mijn werk. - Geloof toch dat ik zal doen wat ik kan, want ik verlang dol naar U. Ik verlang nu ook zeer naar nadere brieven van U, of gij iets van Henriette gehoord hebt; - schrijf mij toch goed wat gij weet.-
In allen gevalle ga ik nu niet naar B., schoon het nuttig geweest ware om van Nes.
Doe nu toch vooral zoo als ik U in den brief verzoek - namelijk de kwittantie en eene nota aan v.d. H. zenden, - en dan den brief met de duplicaat-nota, aan Mevr. v.d. H. ter lectuur.