Nu heb ik alles afgedaan. Ik heb aan het Gouvernement die zoogenaamde pretentie betaald, men zal mij nu weder plaatsen. Dat heb ik bewerkt door een eindeloos loopen, reizen, schrijven en solliciteren en intusschen mij altijd bekrompen. Hoe gek komt nu die aanmerking dat ik de waarde van het geld niet ken.
Ik herinner mij daar een anecdote die ik u anders niet vertellen zoude, omdat daarin tot mijn lof voorkomt, doch ik moet wel een tegenwicht daarstellen tegen de andersluidende meeningen uwer familie. Toen ik van Sumatra pas terug kwam had ik iemand onder het oog gebragt dat hij dom was. Hij antwoordde mij niet, maar toen ik weg was zeide hij vrij scherp: ‘Met al zijne knapheid komt hij toch altijd in onaangenaamheden waarin ik met mijne domheid niet kom!’ Mispelblom Beyer die er bij was antwoordde dadelijk: Dat is waar, maar als gij er in waart, kwaamt gij er nooit weer uit, en hij wel.
Wees gerust over onze toekomst, lieve Everdine. Ik heb een zeer hoog denkbeeld van mijne verpligtingen omtrent u en onze kinderen, als God ons die geven wil.
Maandag avond. Straks moet ik hombre spelen. Ik breek nog even een oogenblikje uit om aan u te schrijven. Ik denk den geheelen dag aan u en onze toekomst. Ik heb u zoo lief Everdine, zult gij dat altijd gelooven, en daar vast op vertrouwen? Als ik uw hartelijk schrijven nalees, doe ik verkeerd mij ongerust te maken, ik vertrouw geheel op uw hart, maar de ondervinding van vroeger maakt mij zoo angstig dat men eindelijk zou kunnen bewerken dat uw vertrouwen verloren ging. Waak er toch goed voor, Everdine. Al ons geluk hangt er van af. Laten wij toch vast op elkander bouwen dat niets in staat wezen kan ons onze toekomst te ontrooven. Ik heb zulk een beklemd gevoel. God geve dat wij spoedig met eene aanstelling mogen verblijd worden. Als dit het geval is zal ik naauwkeurig berekenen of wij trouwen kunnen, en als ik dan zeg dat het kan, zult gij dan zeker toestemmen? Het idee dat wij, als ik geplaatst ben, nog langer zullen moeten wachten is mij onverdragelijk. Als wij om ons interigten geld mogten noodig hebben, zal ik daar wel voor zorgen, maar lang wachten zoude mij heel moeijelijk vallen. En gij, mijne lieve beste, zoudt gij ook niet liever spoedig geheel en al mijne Everdine willen wezen? Hoor eens lieve, wij zullen ons