Opnieuw wachtende op herplaatsing
In het laatst van december 1845 vertrok Dekker uit Poerwakarta, volgens Mimi voorzien van een fraai getuigschrift dat assistent-resident Dickelman hem had meegegeven (Aantekening van 14 december 1872). Oud- en Nieuwjaar en de daarop volgende twee weken bracht hij te Parakan Salak door. De stemming daar was - waarschijnlijk in algemene zin, maar zeker in het bijzonder ten aanzien van Dekker - aanmerkelijk gedaald, waarbij het feit dat hij geld van Tine had gekregen om zijn financiële verplichtingen aan den Lande af te kunnen doen, wel van invloed zal zijn geweest. Dekker heeft Jan van der Hucht, met wie hij in september maar oppervlakkig had kunnen kennis maken en die blijkbaar sindsdien informaties over hem had ingewonnen, niet voor zich kunnen winnen; diens kritische stemming had kennelijk ook de vriendschappelijke gevoelens van Willem van der Hucht al aangetast. Midden januari verliet Dekker Parakan Salak; hij zocht onderdak bij Bernardus Bonevatius Crone, eerste kommies bij de Directie over de Kultures, te Buitenzorg. De plotselinge dood van Jan van der Hucht, op 30 januari 1846, hoe catastrofaal ook voor zijn grote gezin, mag ten aanzien van Dekkers huwelijk met Tine wel worden beschouwd als het wegvallen van een belemmering.
De kritiek der familie Van der Hucht betrof deels ook de afwachtende houding die Dekker aannam, nadat hij zijn drie maanden te Krawang had volbracht. Hoewel het gouvernementsbesluit van 11 januari 1846 hem alle reden tot deze houding gaf, werd hun kritiek niettemin bevestigd door de beslissing van de Gouverneur-Generaal, of liever: van de Algemene Secretarie, in begin februari. Het verschil tussen de audiëntie op 31 januari en die op 4 februari weerspiegelt zich in de twee ongelijksoortige rekesten van 2 en 5 februari. Dekker heeft aanvankelijk getracht Rochussen met ménselijke middelen, mon-