N.T. zoo uitdrukkelijk gezegd wordt, dat de dood zijne verschrikking verloren heeft? Is de hoop des wederziens zoo zwak, en het vertrouwen op een leven na dit leven zoo wankel? Zeggen wij niet ‘zalig zijn de dooden, die in den Heere sterven!’ en bouwen wij zoo weinig op die zaligheid, dat wij bevreesd zijn de kleine wond aan te raken, die ons daartoe onvermijdelijk moest geslagen worden. Ik hoop, lieve vrouw, dat als ik vóor u mogt sterven gij op den jaardag van mijnen dood zeggen zult: ‘Heden ging mijn Eduard van mij af, - dat smartte mij zeer, hij werd opgeroepen om “naar huis” te gaan - dat verheugt mij meer. Mijn vreugde is grooter dan de smart.’ Daar hoort sterkte toe, lieve Everdine... sterkte?... Als men gelooft?... Men kan het geen sterkte noemen, het spreekt van zelf.
Als gij er over denkt als ik, moeten wij elkander geene cadeaux maken. Ik vind dat alles wat wij hebben, ons beiden behoort, of liever, - ik heb niets. Zouden wij door geschenken onze liefde beter kunnen bewijzen dan door vertrouwen? Ik geloof, dat gij dit wel met mij eens zult zijn. Het staat, vind ik, zoo kinderachtig om iemand bij wijze van toegift, beuzelingen te schenken, als men elkanders hart geheel en al bezit.
En toch zijn er velen, die meenen zouden, niet goed geëngageerd te zijn als men geene cadeaux had ontvangen!
O, de 19e eeuw is nog verre van beschaafd!
Ik zal het als een geschenk rekenen, als gij mij elken morgen wakker kust en zegt: ‘Eduard, het is tijd om op te staan, wij zullen elkander van daag regt liefhebben, niet waar?’
En 's avonds zal ik zeggen: ‘ik dank u voor uwe liefde van heden mijne Everdine!’ en dan kus ik u.
Zie, dat zullen onze geschenken zijn.
En als wij sterven, zullen wij elkander danken voor het geheele geluk van ons leven, voor de bewezen hulp op de reis naar boven! Ik bedoel niet, dat gij of ik elkander nooit iets zouden mogen geven, maar ik houd niet van die geschenken de convenance die men in de bruidsdagen op een tafeltje legt, opdat de aanwezigen die tot maatstaf zouden kunnen nemen om na te rekenen hoe lief men elkander heeft...
Maar toch, lieve bruid, zend mij een lok uwer haren.
Zie zoo, nu heb ik afgeschreven wat ik heden avond te zeggen