Volledige werken. Deel 8. Brieven en dokumenten uit de jaren 1820-1846
(1954)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 449]
| |
BesluitNo. 16. Buitenzorg, den 10en September 1845. Gearresteerd: J.C. Reijnst. Gelet op het besluit van 23 October 1844 No. 5, en de daarbij verhandelde stukken omtrent den gesuspendeerden Controleur der 2e klasse op Sumatra's Westkust, E. Douwes Dekker, naar aanleiding van welke aan de Algemeene Rekenkamer is overgelaten, om dien ambtenaar, als gewezen kashouder te Natal, te belasten met f 2106 koper, of het verschil tusschen het bedrag van eenen door hem op den 3en Mei 1843 aan den Geëmploijeerde van de factorij der Nederlandsche Handelmaatschappij aldaar afgegeven en bij 's lands kas te Aijer-Bangies uitbetaalden wissel, groot f8931.92, en het bedrag van f6825.92, voor dien wissel bij de kas te Natal in ontvangst genomen; Gelezen de missives: a. van den Directeur-Generaal van Financiën, van 10 December 1844 No. 29, en het door hem aangeboden request van E. Douwes Dekker vd., aan wien sedert, blijkens de besluiten van 13 December en 14 Junij jl. Nos. 10 en 9, wachtgeld is toegelegd van 1 December 1844 tot ultimo December 1845, onder andere verzoekende, dat de bovengemelde som van f2106 koper, met welke hij bij het besluit der Algemeene Rekenkamer van 29 October 1844 No. 44 belast is, moge verrekend worden met zijn onuitbetaald tractement over de laatste vier maanden van 1843 en het hem te verleenen wachtgeld na dien tijd; in verband waarmede door den Directeur-Generaal wordt aangevoerd, dat, hoezeer de adressant in zijne administratie te Natal welligt niet geheel van verzuim of achteloosheid is vrij te pleiten, zijne fouten alleen aan jeugdige overijling en aan onbekendheid met al het gewigt van zulk eene administratie, maar geenzins aan vernederende redenen moet worden toegeschreven; dat de ongelukkige toestand, in welken Dekker een zoo geruimen tijd te Padang en te Batavia verkeerd heeft, als eene meer dan voldoende straf voor het begane kan gelden; en dat | |
[pagina 450]
| |
Dekker overigens de hoop voedt, de zaak der f2106 nader op te helderen; b. van de Algemeene Rekenkamer, van 21 Februarij jl. No. 569/68, bevattende het bij den laatsten volzin van art. 49 der bepalingen op het beheer van 's Lands geldmiddelen (Staatsblad 1831 No. 71) voorgeschreven berigt, ter zake der f2106; c. van den Gouverneur van Sumatra's Westkust, van 11 Mei 1845 No. 880, uit welke blijkt, dat het tractement van kontroleur der 2e klasse aan Dekker is uitbetaald tot en met Augustus 1843, terwijl hij gesuspendeerd is op den 8en Januarij 1844; d. van den Directeur-Generaal van Financiën van 16 Augustus jl. No. 4793. De Raad van Indië gehoord (adviezen van 28 December 1844 No. 3394 en 30 Augustus jl. No. 2569). Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Magtiging te verleenen om aan den ambtenaar op wachtgeld E. Douwes Dekker uit te betalen: a. tractement als kontroleur 2e klasse op Sumatra's Westkust ad f275 's maands, b. wachtgeld ten bedrage van een derde van dat tractement van 9 Januarij tot ultimo November 1844; Zullende enz. Ten tweede: Te bepalen, dat deze uitkeeringen zullen worden aangewend in mindering der voldoening van de som van f2106 koper, hierboven vermeld. |
|