Sumatra's Westkust ddo. 8 Januarij jl. No. 27, hierbij overgelegd, gesuspendeerd, en aangezien hij, blijkens het bijgaand certificaat van ophouding van betaling, niet later dan tot ultimo Augustus 1843 te Sumatra tractement heeft genoten, zoo komt hem hetzelve in billijkheid nog te goed over de maanden September, October, November en December 1843, tegen de uitkeering waarvan te Padang, blijkens het bijgevoegd schrijven van den Assistent-Resident aldaar ddo. 20 December 1843 No. 1706, alleen de bedenking bestond, dat het eerst overgelegd certificaat niet was opgemaakt overeenkomstig de bestaande bepalingen. Op grond van al het vorenstaande en van mijne eigene overtuiging, dat de adressant wezenlijk in kommervolle omstandigheden verkeert en zoo moreel als physiek veel heeft geleden, neem ik de vrijheid Uwer Excellentie in overweging te geven:
1e. de suspensie van den Kontroleur der 2e klasse te Sumatra's Westkust E. Douwes Dekker thans te Batavia aanwezig, op te heffen;
2e. autorisatie te verleenen tot uitbetaling van zijn tegoedhebbend tractement ad f 275 's maands over de maanden September, October, November en December 1843;
3e. denzelven van af de maand Januarij 1844 te stellen in het genot van een wachtgeld of onderstand, ten bedrage van het een derde gedeelte van dat tractement;
4e. te bepalen dat de som, welke den adressant bij eene gelijkluidende beschikking op art. 2 en 3 hierboven zal worden te goed gedaan, behoord te worden verrekend met de som van f2106 koper, door hem aan de Lande verschuldigd en eindelijk 5e. te bepalen dat hieruit voortvloeijende uitgaven zullen worden afgeschreven en geaffecteerd, overeenkomstig het bekend gestelde op bijgaanden staat.
De Directeur-Generaal van Financiën,
Ruloffs.