gen, zoo hij geene genoegzame aanwijzing van goederen doet. Gehoord den mondelingen Eisch door den Eischer R.O. ter rolle van 6 Junij 1844 gediend, daarbij, onder overlegging van verschillende bijlagen, concluderende als in fine van acte van dagvaarding c.e.
Gehoord des gedaagden antwoord ter zelfde rolle gedaan, daarbij aangevoerd redenen verzoekende, dat hij alsnog zal worden toegelaten de rekening nader te verifieren.
Gehoord partijen in hun ré- en dupliek.
Gezien de overgelegde stukken; zoomede gelet op het besluit van den Gouverneur te dezer kust, dato 25 Mei 1844 No. 1095. Overwegende, dat bij de artikelen 48 Seqq. van de Resolutie van den Gouverneur Generaal dato 29 December 1831, No. 23 (St. No. 71) is bepaald, dat de rekenpligtige ambtenaren, waaronder gedaagde sorteert, in zaken hunne administratie betreffende, moeten geoordeeld worden volgens de regtspleging en regelen van comptabiliteit.
Dat bij art. 5 van het Provisioneel reglement op de controle voor de comptabiliteit en finantiën ter Westkust van Sumatra, gearresteerd bij besluit van den Raad van Indië Gouvernements Commissaris voor Sumatra, dato 17 Junij 1840, no 187/376 is bepaald, dat op voordragt van den ambtenaar belast met de contrôle den rekenpligtige bij een besluit van den Gouverneur voorloopig en in afwachting der uitspraak van de algemeene rekenkamer tot het herstellen zijner rekeningen kan worden bevolen, en hij met de terugbetaling van verkeerde en ongeautoriseerde uitgaven kan worden belast.
Overwegende alzoo, dat in vervolgingen van den onderwerpelijken aard, een besluit van voorloopige belasting tot basis behoort te strekken, en dient te worden overgelegd; op grond van het welk 's Lands belangen verder kunnen worden vervorderd en vervolgd, zoo als blijken zal te behooren, hetgeen onderwerpelijk niet is geschied.
Lettende op de voren aangehaalde besluiten; en de artikelen 213 en 214 van het Provisioneel Reglement op de manier van procederen in civiele zaken.
Regtdoende in naam en van wege den Koning.
Verklaard zich incompetent.