| |
[3 oktober 1843
Missive van Dekker aan Michiels inzake verantwoordingsstukken]
* 3 oktober 1843
Missive van Dekker aan Michiels inzake zijn verantwoordingstukken. (Bescheiden 1910, blz. 172)
Barissans: gewapend geleide.
De heren Dresse, Moser, Wigger en Van Meerten, in § 2 genoemd, hadden achtereenvolgens de leiding te Natal gehad sedert 1832.
Voor een prauw naar Poeloe Karakara mocht officieel f 6. - worden betaald, het dubbele dus als van een prauw naar de rede van Natal en terug. De missive, bedoeld in § 3c, is uiteraard die van 16 maart 1843. Terzake van § 5 kan worden opgemerkt, dat Dekkers opvatting onjuist was: de inhouding behoorde aan te vangen met de derde maand, en ofschoon hij zijn functie te Natal pas op 1 december had aanvaard, had hij als ambtenaar op Sumatra reeds salaris ontvangen over november.
Ook in § 7 is Dekker niet geheel conform de voorschriften; art. 12 van de instructie voor de vendukantoren, dd. 25 juni 1822 (Staatsblad no 29) luidde: ‘vendumeesteren zullen gehouden zijn, uit de voorschreven procenten, aan hen toegelegd, te onderhouden een behoorlijk kantoor, en te bekostigen alle kantoor-, schrijf- en andere behoeften, die daartoe zullen worden vereischt.’
| |
| |
La. A.
Bijlage Eéne.
Padang, 3 October 1843.
Ik heb de Eer gehad te mogen ontvangen Uhedg. missive dd. gisteren No. 2175, begeleidende eene aantooning van ten mijnen laste loopende posten, ter zake mijner geldelijke administratie te Natal van November 1842 tot ulto. Augustus 1843, houdende tevens den last mij omtrent een en ander te verantwoorden; - in opvolging daarvan heb ik de eer het navolgende te doen dienen:
| |
§ 1. Te veel betaald en in uitgaaf gesteld voor conducteurs van geldtransporten.
De Hoofden zijn verantwoordelijk voor de rigtige bezorging der geldtransporten, ieder voor de onder zijn bestuur staande landstreek; die verantwoordelijkheid nemen zij op zich in de vooronderstelling dat er van gouvernementswege gezorgd worde voor de betaling van een geschikten conducteur, welke op zijne beurt aan de hoofden responsabel is.
Het ligt in de rede dat die persoon uit eenen anderen stand gekozen wordt, dan de met het dragen der babangs belaste koelies, en derhalve moet de betaling daaraan geevenredigd zijn; zoo dachten er ook de voormalige assistent Residenten van Natal over, en tevens mijn onmiddelijke voorganger, en gaven daarvan blijk door immer, even als ik, f8 en niet f4 aan den conducteur van een geldtransport uittebetalen. De bepalingen echter slechts f4 toestaande, vond men de tekortkomende f4 door één koelie méér voor het dragen van het betalingsgeld op te brengen dan daarvoor in waarheid gebruikt werd, zoodat het totaal bedrag der Koeliebons immer gelijk is gebleven.
Koeliebon voor eene verzending van 50 babangs, onder mijne voorgangers. |
Koeliebon als voren gedurende mijne administratie. |
1 conducteur |
f 4.- |
1 conducteur |
f 8.- |
50 koelies |
200.- |
50 koelies |
200.- |
3 id. voor het dragen van het koeliegeld |
12.- |
2 id. voor het dragen van het koeliegeld |
8.- |
Barissans |
20.- |
Barissans |
20.- |
|
_____ |
|
_____ |
|
totaal |
f236.- |
|
totaal |
f236.- |
| |
| |
Ik wilde en kon niet zeggen, dat ik f4 voor een conducteur betaalde, want het was eene onwaarheid! Ik mogt niet 3 koelies opbrengen waar ik slechts 2 betaalde, want het ware een logen geweest! Ik zal er trotsch op zijn met de telkenreize voorkomende vergoeding van f4 belast te worden, omdat ik niet wilde liegen, waartoe mijne voorgangers zich door den drang der omstandigheden hadden laten dwingen.
Ik beroep mij omtrent de waarheid van mijn voorgeven op de Hoofden van Natal en de in het archief aanwezige koeliebons.
| |
§ 2. Tractement van eenen mandoor bij het zoutpakhuis à f20. 's maands.
Ten regte merkt de fd. Assistent Resident van Aijer Bangie aan, dat de controleur van Natal die persoon noodzakelijk achtte.
Ik voeg er bij dat de Heeren Dresse, Moser, Wiggers en van Meerten ook in dat denkbeeld verkeerende, dien mandoor, evenals ik in dienst hebben gehouden, en dat zelfs de Resident Weddik mij mondelings heeft aangeraden dien man niet te ontslaan, doch een voorstel tot validering van zijn tractement intezenden.
Ik deed zulks, en stond verwonderd daarop een afkeurend antwoord te ontvangen.
Ik schreef weder, en herinnerde den Heer Resident aan zijne eigene woorden. Deze brief is in het archief te Aijer Bangie.
De Heer Resident heeft mij niet gelogenstraft, doch alleen geantwoord: ‘dat ik beter zoude gedaan hebben, den tijd aan dat schrijven besteed in het zoutpakhuis door te brengen.’
Ik ben in staat een bewijs van de noodzakelijkheid van het aanhouden des gemelden mandoors aan te voeren, en zal het hieronder laten volgen, na alvorens eenige andere punten te hebben aangehaald:
a. Het pakhuis dat ver van mijne woning verwijderd stond, is in bouwvalligen staat; men zoude om uit- of in te gaan, de deur niet behoeven te openen, daar er rondsom, eene ruime doortogt in de bewanding is; er was een vertrouwd persoon noodig om de geborgene goederen te bewaken;
b. De twee of drie Niassers welke ik eenigzins met het toezigt over het zout zoude hebben kunnen belasten, heb ik noodig gehad tot het onderhoud van de Gouvernementsweg, daar de drie
| |
| |
kettinggangers, welke mij vroeger daartoe ten dienste stonden naar Aijer Bangie zijn opgeroepen, onder voorwendsel dat de dienst van het hospitaal die lieden vorderde. Ik verklaar en beroep mij op de onpartijdige getuigenis van de inwoners van Aijer Bangie, dat de mij ontnomene kettinggangers aldaar tot het verrigten van huiselijken arbeid gebezigd zijn!
c. Zooals ik boven zeide, hebben alle mijne voorgangers vermelden pakhuismandoor in dienst gehouden.
d. Ik verklaar als boven, dat mijn chef de Resident Weddik mij mondelingen last heeft gegeven den mandoor niet te ontslaan; het niet logenstraffen van mijn schrijven daaromtrent waarborgt opregtheid van dit voorgeven.
Natuurlijk doet zich nu de vraag op waarom ik die gelden in uitgaaf stelde, terwijl mijn voorganger nimmer getracht heeft daarvan iets ten laste van den lande te brengen. Ik ben bereid hierop te antwoorden indien ik hiertoe specialen last ontvang.
Het doorslaandst bewijs voor de noodzakelijkheid tot het aanhouden van den zoutpakhuismandoor ligt echter hierin: toen ik direct order ontving om de betaling ten laste van den lande van bedoelde f20. 's maands te staken (hebbende die staking in April jl. het eerst plaats gehad) ben ik voortgegaan met dien man voor eigen rekening in dienst te houden, ofschoon ik het geld tot betaling van denzelven heb moeten leenen. Ik heb dit volgehouden tot den laatsten maand van mijn aanzijn op Natal. Kan men vooronderstellen, dat ik zonder noodzaak maandelijks f 20. schuld zoude maken?
| |
§ 3. Te veel betaald voor het ontlossen van 25 koij. zout f65.
Ik begrijp niet hoe de fd. Assistent Resident van Aijer Bangie hierbij de bepaling kan aanhalen dat er voor een reis naar de reede slechts f3. p. praauw van 1 koijang kan worden te goed gedaan, daar ik Zedg. uitdrukkelijk heb geschreven dat de Chinesche Wankang Kim Hijaphien (zijnde dit de naam van het vaartuig waarmede het zout te Natal is aangebracht) niet op de reede maar bij Poelo Karakara lag, dus ruim het dubbele der distantie van de monding der Natalsche rivier. Uhedg. bevond zich juist ter zelfde tijd op Natal, het weder was onstuimig, - de oorlogssloep bemand met Europesche roeijers, waarmede ik Soetan Salim naar de stoomboot begeleidde, heeft zoo als Uhedg. bewust
| |
| |
is, vier uren met roeijen doorgebracht, - eer dezelve de stoomboot bereiken konde, - dat is met de terugreis acht uren.
De Kim Hijaphien lag ruim twee maal zoover, derhalve vorderde het lossen van 1 koijang zestien uren werks. Onbillijk zoude het zijn dit voor f3. koper te verlangen, omdat er voor eene gewone reis naar de reede slechts zoodanig bedrag wordt tegoed gedaan.
Ik weet dat de tegenwerping kan gemaakt worden dat ik te inschikkelijk ben geweest met den Chineschen gezagvoerder der Wankang, ten opzigte van het kiezen zijner ligplaats, en heb de eer daarop te repliceren:
a. De Chinees Gho King Sing vertrok van Padang naar Tappanolie met koopmansgoederen en zoude volstrekt Natal niet hebben aangedaan, indien hij niet door de autoriteiten te Aijer Bangie ware gedwongen geworden. Voormelde chinees beklaagde zich over het oponthoud aldaar, hetwelk hem door latere aankomst op Tappanolie groote schade konde veroorzaken, daar andere chinezen, welke insgelijks derwaarts vertrokken waren, hem vóór waren.
Mogt ik (wien vooral de belangen van den handel op het hart waren gedrukt) den man ook te Natal nog meerdere moeijelijkheden in den weg leggen?
b. De Natalsche reede is gevaarlijk (getuige het klein aantal oorlogsschoeners die denzelven durven aandoen). - Binnen de rivier konde de Wankang niet komen; de helft zijner diepgang zoude zulks verhinderd hebben; - kon ik de verantwoordelijkheid op mij laden nopens de schade waaraan schip en lading 10 à 12 dagen zouden hebben bloot gestaan, indien ik de reede zelve tot legplaats had aangewezen?
c. Heb ik niet de redenen welke mij tot de hoogere betaling noodzaakten, breedvoerig ontvouwd in eene missive, waarvan ik mij de dagteekening niet herinner, doch welke in de archieven te Natal en Aijer Bangie aanwezig is? Waarom (indien men loyaal had willen handelen) die missive niet in afschrift overgelegd, instede van dat niets afdoende: ‘de controleur beweert etc.?’
Indien ik te nietig beschouwd word om notitie van mijne verdediging te nemen, had men die geringachting ook tot mijne fouten behooren uittestrekken.
| |
| |
| |
§ 4 Praauwenhuur naar Taloh Baleh f20.
Ik begaf mij op reis naar de pepertuinen, betaalde f20. voor eene praauw, en bragt f20. in Rekening. Men merkte mij op dat de bepalingen een declaratie vorderen met specifike vermelding van scheepsruimte, tafelgelden etc. Het deed mij leed dat ik uit inschikkelijkheid daaraan gehoor heb gegeven; ik heb de declaratie ingediend, doch ik verklaar dat ze valsch is. Ik heb niet zooals dezelve luidt zooveel scheepsruimte betaald, zooveel voor tafelgelden uitgegeven, maar ik heb f20. praauwhuur betaald. Indien er bepalingen bestaan die de verzaking der waarheid vorderen, dan zijn dezelve voor mij van geene kracht. Ik acht de waarheid hooger dan het Staatsblad en geef openlijk deze verklaring, ook al zoude mijne ongeschiktheid tot ambtenaar als een onmiddelijk gevolg dier verzekering beschouwd worden. Wat aangaat het niet weder innemen der f20, ik verzoek dat de eventueel te valideren declaratie, daarmede moge worden verrekend.
| |
§ 5. Genoten voorschot op Batavia.
Ik vermeen dat er eene bepaling bestaat, volgens welke de aanzuivering van genoten voorschot behoort een aanvang te nemen drie maanden na het aanvaarden eener nieuwe betrekking, ik heb in December 1842 het eerst als kashouder te Natal gefungeerd, en had dus niet zoo als de Assistent Resident van Aijer Bangie beweert in Januarij een begin met de storting moeten maken. Gesteld echter dat dit het geval ware, dan nog had men het bedrag van de niet storting over 2 maanden op den staat der ten mijnen laste loopende posten ter zake van verkeerde administratie behooren te brengen, doch niet het onafbetaald gedeelte van het voorschot; want:
Er zijn negen maanden noodig om een voorschot van 3 maanden tractement, tegen inhouding van ⅓ 's maands aan te zuiveren.
Stel ik ware in Januarij met de storting van ⅓ begonnen zooals de Assistent Resident van Aijer Bangie verlangt, en daarmede tot en met Augustus voort gegaan, dan nog zoude er ook bij eene volmaakt goede administratie, op Ulto Augustus één negende gedeelte onaangezuiverd zijn gebleven. De fd. Assistent Resident van Aijer Bangie heeft zich door zijnen ijver om de ten
| |
| |
mijnen laste loopende posten tot een hoog bedrag te brengen, laten vervoeren, om fout te maken:
1e. In de stelling dat ik met Januarij eenen aanvang met de storting had behooren te maken etc.
2e. In de berekening van het ten mijnen laste gekomen bedrag ter zake van verkeerde administratie, ook al ware Zwedg. van eene gegronde stelling uitgegaan.
| |
§ 6. Voor het binnenloodsen van eene praauw Pentjallang f5. -.
Deze geringe betaling is in het belang van den lande geschied, daar de bedoelde pentjallang zout of rijst (of beide) voor het Gouvernement aanbragt. De zandbanken die op de reede van Natal den toegang tot de rivier nu eens gedeeltelijk, dan weder ten eenenmale stremmen, maken het binnenkomen uiterst gevaarlijk. Ik zelve ben twee keeren zwemmende aan wal gekomen. De praauw waarmede de Surnumerair Goudt onlangs op Natal aankwam, is omgeslagen, en men behoeft slechts een optelling te maken van dergelijke voorvallen, om zich te overtuigen van de noodzakelijkheid, om daartegen door het geven van loodsen te waken; men zegt dat de praauwvoerder dit had behooren te betalen; ik meende dit ook, en stelde den zelven zulks voor; de man zeide daartoe ongenegen te zijn, en verklaarde liever naar Poelo karakara te zullen zeilen, daar hij geen uur langer op de reede vertoeven dorst.
Zoude men de in uitgaaf stelling van ongelijk grootere onkosten voor het ontlossen gevalideerd hebben, indien ik om f5. loodsgeld uit te winnen, de lading met praauwen kollek van dáár had laten halen? Met terugzigt op § 3. dezer missive, meen ik dit te mogen betwijfelen.
| |
§ 7.
Inkoop van een venduacceptatie ten laste van den Vendumeester E. Douwes Dekker |
f2577.63 |
Af de gestorte disconto |
115.98 |
|
_____ |
|
f2461.65 |
De Assistent Resident van Aijer Bangie geeft als reden tegen deze inkoop op, dat de vendu administratie niet met 's Lands kas mag verward worden. Men zoude een genoeglijker woord dan verwarring daarvoor kunnen bezigen, maar in allen gevalle begint het Gouvernement met daartoe een antecedent daar te stel- | |
| |
len door mij als Vendumeester te erkennen, zonder mij daartoe benoemd te hebben, waaruit volgt dat de benoeming tot Civiel Gezaghebber en Kashouder te Natal de benoeming tot vendumeester in zich sluit. Indien het Gouvernement de zaken cumuleert, waarom mag ik dan niet de uit die zaken voortvloeiende gelden cumuleeren?
Indien de venduadministratie een afgescheidene zaak is, en de kas met 's Lands kas niets gemeen heeft, wáár is dan het bureau van den vendumeester te Natal; wáár is de bewaarplaats der gelden die hij ambtshalve onder zich heeft; wáár zijn de schrijfbehoeften voor die betrekking benoodigd?
De vendugelden worden immer in 's Lands kas bewaard; de vendumeester schrijft op het bureau, en gebruikt de schrijfbehoeften van den Civiel Gezaghebber; alles wordt erkend te zamen te gaan, - hoe natuurlijk is de daaruit voortspruitende cumulatie der gelden.
Ik weet echter thans dat het disconteren der venduacceptatie volgens de bestaande bepalingen niet geschieden mogt, en heb trachten te betoogen hoe ligt men tot dit verkeerd begrip geraken kan. Ik heb hier echter het volgende bij te voegen:
Waarom stelt men op den staat der ten mijnen laste loopende posten, de uitgegevene som voor de acceptatie, zonder die acceptatie zelve in mijn credit te brengen. Neemt het Gouvernement de acceptatie aan, dan vervalt alle aanmerking, terwijl in een tegenovergesteld geval ik die betaalde som schuldig ben, wel is waar, doch tevens het Gouvernement mij, de voor die som geleverde acceptatie schuldig is. Indien ik volgens mijn beste weten in 's Gouvernements naam eenen inkoop doe, welke niet had behooren te geschieden, kan men mij volgens regt met de uitgegevene som belasten, doch de waarde van het voor die gelden aangeschafte, en in Gouvernements handen gestelde artikel behoort niet geheel en al vergeten te worden.
Men belaste den kashouder voor eene ten onrechte uitgegevene som, doch creditere tevens den Vendumeester voor het bedrag der acceptatie.
| |
§ 8. Tekort op de kas bij de overgave f2070.47.
Het boven aangehaalde nopens de redenen die tot cumulatie der Lands- en vendukas aanleiding geven, geldt ook hier; doch kan
| |
| |
men vooronderstellen dat ik een zo groot bedrag uit eigen middelen zoude hebben kunnen voorschieten? Dit toch zoude het woord zijn. Ik heb de ten laste van het vendukantoor loopende acceptatie op den vervaltijd voldaan; kan men in billijkheid vorderen, dat deze betaling op den bepaalden dag plaats hebbe, indien politieke maatregelen van het Gouvernement, de venduschuldigen verhinderen te betalen? Indien ik als Vendumeester verpligt ben tot betaling, moet ik ook als vendumeester gerechtigd zijn, billijke maatregelen in het werk te stellen opdat men mij betale.
Had ik de magt daartoe toen Soetan Salim van Natal werd weggevoerd, en de Toeankoe gearresteerd? Noch deze, noch gene konden de hun competerende gelden van anderen innen en derhalve was geen hunner in staat mij te voldoen.
Indien er geene tekortkomst in de kas bestaan had, zoude men mij met regt kunnen vragen: hoe ik aan de gelden kwam, waarmede ik de niet-betaling van voormelden Toeankoe en Soetan Salim had weten te dekken?
Mijns inziens behoorde dit zoogenaamd tekort tot een bewijs mijner eerlijkheid te strekken, en niet te paraisseren op den staat der ten mijnen laste komende posten.
Wil men echter aan dit denkbeeld van een tekort vasthouden, dan vergete men niet daarnevens te noteren, dat ik de pretentiën op Soetan Salim en den Toeankoe, ten zelfde bedrage als de minderheid in kas, aan het Gouvernement heb overgegeven, opdat het vóór en tegen even zij!
| |
§ 9. Boeten voor te late indiening der verantwoording etc. ten gezamenlijke bedrage van f231.66 z. en f463.34 k.
Het zoude een vraagstuk zijn of de boeten waren opgelegd voor te late inzending, of wel dat de te late inzending een gevolg was der bedreiging om mij te beboeten. De boeten zijn echter volgens de bestaande bepalingen opgelegd, en derhalve is daar tegen niets te zeggen. Al ware er uitzigt om daar van ontheven te worden, dan nog zoude ik tot het aanwenden van middelen daartoe niet overgaan.
Ik zoude kunnen spreken van mijnen tegenzin in de nietige kibbelarijen van Aijer Bangie; - ik zoude kunnen aanhalen dat mij een geemploijeerde (de Sergt.-Majoor voor memorie Hesse- | |
| |
link) is toegevoegd, welke na ruim 1½ maand ten mijnen huize te hebben ziek gelegen, aldaar overleden is; ik zoude uit de eindelijke toevoeging van den surnumerair Goudt kunnen betoogen, dat er ook vroeger een geemploijeerde onder mij noodig was; doch ik ga alle deze punten voorbij, en bepaal mij tot de eenvoudige verklaring dat ik niets bezit; eene verklaring welke vreemd luidt doch niet ten nadeele kan strekken van een ambtenaar die eene plaats verlaat, waar alle zijne voorgangers fortuin gemaakt hebben.
Ik ben genaderd tot de voldoening aan den in het slot van Uhedg. missive vermelden last om optegeven waar en wanneer is ingenomen de wissel in dato 28 Februarij jl. No. 12 ten behoeve van Tjong Aijong op 's Lands kas te Padang.
Ook op Aijer Bangie heeft men mij die zaak voorgelegd, en ik vleije mij dezelve aldaar mondelings voldoende te hebben opgehelderd. - De Chinees Ke Moeda qq den amfioenpachter te Padang, betaalde mij de pachtschat van f405. koper, over de maand Januarij Ao Ct. Ik gaf daarvoor eene voorloopige kwitantie, bij wijze van inofficiële erkentenis der ontvangst, en later den wissel om dat bedrag te Padang te kunnen ontvangen. In stede van toen de eerst afgegevene kwitantie te vernietigen heb ik mij vergenoegd met daarop te noteren dat voor gemeld bedrag een wissel was in de plaats gegeven.
Indien ik op Aijer Bangie goed ben ingelicht, heeft de houder getracht én wissel, én kwittantie, - als solidair van waarde - in betaling te geven, hetgeen echter niet gelukt is, en niet gelukken konde. Er staat immers op de kwittantie duidelijk genoteerd dat dezelve door een wissel in do 28 Februarij vervangen was. De kwittantie was behalve dat, een inofficieel stuk, het welk nimmer buiten Natal had behooren te dienen. De beschuldiging van slordigheid in het opmaken van een provisioneel bewijsje, laat ik voor rekening van diegenen, welke er zich toe kunnen verledigen, om zorg, moeite en netheid ten koste te leggen, aan het opstellen van eene kladnota.
Ik kan hier ter plaatse zonder inzage der boeken den datum niet opgeven, waarop de bedoelde wissel is in ontvangst genomen, doch houd mij verzekerd dat er te Padang geen wissels zijn uitbetaald, dan die welke op Natal verantwoord zijn. Indien er ver- | |
| |
warring bestaan mogt, is zulks het gevolg van de tusschen beiden komende bepaling dat er geen gelden voor amfioenpacht, elders dan te Padang zouden worden aangenomen. Deze lastgeving heeft den geregelden loop der stortingen of de verantwoording daarvan gedérangeerd, doch er kan geen verschil zijn in de gezamenlijke geldswaarde van het dáár ontvangene, en hier gevalideerde.
Ik vermeen alle de in de aantooning der ten mijnen laste loopende posten, voorkomende punten te hebben afgehandeld, en weet zeer wel dat deze missive, wat den vorm aangaat, niet geschikt is Uhedg. in eene gunstige stemming omtrent mij te brengen. Ik voorzie ten volle den ernstigen uitslag welke deze zaak bij de bestaande begrippen, voor mij hebben kan, doch neem niettemin eerbiedig de vrijheid Uhedg. ten overvloede te verzoeken, mij van alle welwillende consideratiën, indien dezelve mogten kunnen bestaan, te willen verschoonen; Ik ben jong en onbeduidend in vergelijking van de magt der heerschende begrippen, waartegen mijne beginselen mij noodzaken op te staan, maar blijf niettemin trotsch op mijne zedelijke onafhankelijkheid, trotsch op mijne principes, trotsch op mijne eer!
De Controleur 2e kl.,
Dekker
|
|