gende, neem ik de vrijheid als mijn gevoelen in deze zaak te noteren:
Dat het werkelijk bekend is, dat het pakhuis te Natal sints lang in slechte staat verkeerd, zijnde het echter voorgekomen dat wanneer de betrokken ambtenaar tijdig en met overleg maatregelen had beraamd, de verliezen in deze hadden kunnen worden voorgekomen.
Althans tot wering van de lekkage door het opwaaijen van de atappen veroorzaakt, had het dak met een bamboezen raam of latten van Niebong, moeten worden bedekt, zooals zulks in 't algemeen bij atappen daken geschiedt, terwijl verder in verband tot de constructie en de geringe omvang van het gebouw, de uitwijking van stijlen en bindsels ten minste tijdelijk en zonder veel kosten had kunnen worden verholpen.
Dat alzoo mijns inziens de controleur in deze niet diligent is geweest in de opvolging van het bepaalde bij artikel 20 van staatsblad 1829 No: 21, waarop hij nog in 't algemeen tijdens mijn aanwezen te Natal in Juni ll. is attent gemaakt.
Dat afgescheiden van het vorenstaande de betrokken ambtenaar de gelegenheid heeft gehad om des noods eene andere bergruimte te kiezen, waartoe het sedert Februarij ll. verlaten kwartier der kettinggangers de noodige geschiktheid bezat, wel was hetzelve nog geoccupeerd door drie Niasser pandelingen doch deze hadden gevoegelijk elders kunnen worden gehuisvest; zijnde een en ander thans geschiedt; overigens kon tegen deze maatregel te minder bedenkingen bestaan dewijl de overbrengst van de geringe voorraad geen bezwaar opleverde.
Dat de verregaande achteloosheid die den controleur Douwes Dekker in zijne administratie heeft aan den dag gelegd, en die voor zooveel het zout betreft, hier weder bij de overgelegde aantooning van den controleur Diepenhorst wordt bewezen, aanleiding geeft om te veronderstellen dat de tekortkomsten niet geheel aan de onvoldoende bergruimte moeten worden toegeschreven, zijnde het verlies op het zout van ruim 3 koijangs vooral opvallend voorgekomen, dewijl de voorraad welligt nimmer 25 à 26 koijangs heeft te boven gegaan en meestal 10 à 12 koijangs heeft bedragen.
Dat er mitsdien naar mijn inzien geene termen bestaan om de